Toespraak minister van Defensie Hennis tijdens herdenking slachtoffers Japanse zeetransporten

Toespraak door minister  J.A. Hennis-Plasschaert bij de herdenking van slachtoffers Japanse zeetransporten op zaterdag 9 september op Bronbeek.
Let op: alleen gesporken woord geldt!

Dames en heren,
Allereerst dank voor uw uitnodiging om hier vandaag aanwezig te zijn.


Meneer Roelfsema, dank voor uw mooie woorden.
En ook dank ook voor uw inzet om de herinneringen aan de slachtoffers van de Japanse zeetransporten levend te houden.
Want laten we wel zijn … van alle hoofdstukken over de Tweede Wereldoorlog … is het hoofdstuk van de Hell Ships lange tijd onderbelicht geweest.
De laatste jaren komt hier ietwat verandering in.
Mede dankzij een herdenking als deze en ook de verschillende documentaires die inmiddels zijn uitgezonden.
Feit is dat er nog maar weinig ooggetuigen in leven zijn.
Tegelijkertijd is het van groot belang de herinneringen aan toen, de herinneringen aan de vele slachtoffers, levend te houden.
Juist door te verhalen over toen … worden we ons steeds weer bewust van de volle omvang van die gebeurtenissen en de betekenis daarvan voor nu.
En zeker, ook vandaag zetten we herinneringen om in taal.
Geven we de verhalen door … zodat we niet vergeten.


Meneer Punt,
U was ooggetuige … en ik vind het heel bijzonder om vandaag met u kennis te mogen maken.
Als minister van Defensie bezoek ik veel bijeenkomsten, schud ik vele handen en beleef ik vele bijzondere momenten.
Een enkele keer voel ik aan het einde van zo’n dag dat ik iets heb meegemaakt dat misschien wel meer dan bijzonder was …
of iemand heb ontmoet die meer dan een grote indruk op me heeft gemaakt.
Ik vermoed dat dit vandaag het geval zal zijn.


Het raakt mij om u hier allemaal te zien.
Een relatief klein gezelschap.
U heeft de gebeurtenissen van toen - al die jaren - in relatieve stilte herinnerd.
Ik word geacht iets te zeggen, maar eigenlijk word ik er stil van.


Dames en heren,
Vanaf mei 1942 tot de Japanse overgave in 1945, voeren meer dan 180 Hell Ships door de wateren van Zuidoost Azië.
Amerikaanse, Australische, Britse en Nederlandse krijgsgevangen - evenals Indonesische dwangarbeiders - werden vervoerd van stad naar kamp en van kamp naar kamp.
De Britse en Amerikaanse marines torpedeerden veel van deze ongemarkeerde schepen … onwetend over wat de schepen aan boord hadden …
Ik noem er enkele:
Op 1 oktober 1942. De Lisbon Maru.
Op 29 november 1943. De Suez Maru.
Op 18 september 1944. De Junyo Maru.
Op 7 september 1944. De Shinyo Maru.
Stuk voor stuk drijvende dodencellen.
Stuk voor stuk naar de bodem gejaagd.
Wie niet verdronk, werd al drijvend in zee doodgeschoten door de Japanners.
Het aantal slachtoffers van de zeetransporten is enorm.
De schattingen lopen uiteen, maar 100.000 Amerikanen, Australiërs, Europeanen en Indonesiërs zijn er zeker omgekomen.
En wie de hel toch wist te overleven, kwam alsnog in een kamp terecht.
Veroordeeld tot loodzwaar werk in onmenselijke omstandigheden.
Ook dit … eiste heel veel levens.
En zij die het er levend vanaf brachten, waren voor de rest van hun leven beschadigd.
Fysiek kapot. Psychisch gebroken.
Schuldgevoelens waren er ook … juist over het feit dat men nog in leven was.
En dan naar huis.
De repatriëring liet op zich wachten … en uiteindelijk liet die repatriëring te wensen over.
In Nederland was men - na 5 jaar bezetting - druk met het likken van de eigen wonden.
Ook moest het land weer worden opgebouwd worden.
Inclusief Nederlands-Indië.
Het was daar onrustig, dat constateerde de toenmalige Nederlandse regering.
De stabiliteit moest worden hersteld.
En zo kon het gebeuren dat militairen die jarenlang in een overzeese oorlog hadden gezeten, na slechts enkele weken verlof in Nederland al weer werden ingescheept.
Ook als zij in de kampen hadden gezeten of aan de spoorlijnen in Azië hadden gewerkt.
Onvoorstelbaar eigenlijk.
Wie met de ogen van nu hierop terugkijkt, kan zich dit niet of nauwelijks voorstellen
Met alles wat we nu weten over Post Traumatische Stress Stoornis.
Over oorlogstrauma’s.
Over de gevolgen van blootstelling aan afgrijselijke wreedheden
Zoveel ellende doet iets met een mens.


De opvang van militairen en voormalig krijgsgevangenen in Nederland in het eerste jaar na de oorlog verliep alles behalve vlekkeloos.
Vaak was er gewoonweg geen ontvangst en stonden zij verloren op een Rotterdamse kade te wachten op een lift naar huis.
Eenmaal thuis werd het niet per se makkelijker.


In het in 2001 verschenen boek 'Mensenheugenis. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog. Getuigenissen', wordt hier beeldend over verhaald.
Korporaal der mariniers, J. Peereboom, vertelt bijvoorbeeld het volgende:
'Een uur later stond de vloer vol met familie, buren en kennissen. En maar vragen stellen en maar antwoord geven. Er kwam een pijnlijk moment toen de moeder van een KNIL-soldaat van wie niemand nog iets had vernomen, haar verdriet niet meer meester was. Dat was voor mijn moeder ook weer aanleiding om te gaan grienen.'
De familie Peereboom had goedbedoeld een feestje voor hem georganiseerd.
Daarover zegt hij:
'Het liefst had ik ze allemaal weggeschopt. Ik was moe, nog steeds enorm boos, angstig en verdrietig.'
Peereboom kwam er snel achter dat het leven in Nederland simpelweg was doorgegaan. En dat leverde de nodige teleurstellingen op.
Iedereen dacht zijn ouderlijk huis in hetzelfde gezinsverband terug te vinden. Niets was minder waar.
'Nadat mijn broer en zusters weer naar hun eigen huis of gezin waren teruggekeerd, bleef ik met mijn moeder alleen achter', zo zegt hij. 'Pas toen besefte ik dat ik jaren van huis was geweest. Ook waren al die oude maten getrouwd, voor mij was er niets meer te beleven.' 
Woede. Angst. Verdriet. Eenzaamheid.
Emoties die bij veel overlevenden na terugkeer in Nederland begrijpelijkerwijs de overhand kregen.
Daar is jarenlang geen of in ieder geval nauwelijks aandacht voor geweest.
Wie terugkeerde uit toenmalig Nederlands-Indië kon niet rekenen op veel begrip, laat staan een luisterend oor.
En wie niet gehoord wordt, die zwijgt.
Men boog het hoofd en ging aan de slag met gezin, werk en huis.
Pas toen de kinderen vragen gingen stellen, kwamen er druppelsgewijs verhalen naar buiten.
En nu, 70 jaar later, kijken we naar die vragenstellende kinderen … voor die verhalen.
En naar meneer Punt. Natuurlijk. Zeer zeker naar u.
En ik? Ik zwijg nu. En luister.