Toespraak van minister voor Rechtsbescherming Dekker bij de conferentie over rechtsbijstand, 25 juni 2018

Dames en heren,

Het is mij een eer te mogen spreken, hier op deze conferentie ‘Rechtsbijstand bij de tijd’. en goede titel wat mij betreft: iedere tijd heeft zijn eigen rechtsbijstand. Sta mij toe even terug te gaan in de geschiedenis. Al sinds de vijftiende eeuw kent ons land diverse regelingen voor wat men toen ‘armenrecht’ werd noemde. Maar in de praktijk van de standenmaatschappij waren armen al te vaak rechteloos en overgeleverd aan de goedertierenheid van degenen die boven hen stonden. Het was Johan Rudolf Thorbecke die in 1848 de basis legde voor onze rechtsstaat.

Thorbecke, zelf een man uit de kleine burgerij, zijn vader was werkloos, wist wat armoede was. En hij wist hoe het voelde om minder kansen te krijgen dan een ander. Thorbecke had een scherp gevoel voor onrecht. En dat klinkt luid en duidelijk door in zijn Grondwet van 1848. Dwars tegen de wil en belangen van de toen heersende elite in, maakte die wet een einde aan de standenmaatschappij. Thorbecke voerde direct kiesrecht in en dwong af dat voortaan iedereen gelijk was voor de wet. Althans: onder iedereen werd toen nog verstaan: mannen met voldoende materiële bezittingen… Toch was dit het begin van het rechtssysteem zoals wij dat nu kennen. Immers: rechtsbijstand heeft slechts zin als iemand ook rechten heeft.

Gelijkheid voor de wet. Het was in die tijd een revolutionair idee. Overgewaaid uit de Franse Revolutie. Maar Thorbecke omarmde het. Hij zag ongelijkheid, althans kansenongelijkheid,  als een van de grootste bedreigingen voor een succesvolle samenleving. Hij heeft zijn leven lang gestreden tegen mechanismen en systemen die ongelijkheid in stand hielden of zelfs vergrootten.

Mannnen als Samuel van Houten en Jan Kappeyne van de Coppello namen die fakkel, later in de negentiende eeuw, over. Zij hamerden op aandacht voor de sociale kwestie, de schrijnende armoede en barre leefomstandigheden in de grote steden. De grondtoon onder de inspanningen van die liberale voormannen was er één die wortelde in zowel een sterke liberale als een christelijke traditie: je bekommert je om mensen die, letterlijk of figuurlijk, minder fortuinlijk zijn.  

Naar het einde van de negentiende eeuw komt er steeds meer aandacht voor de kwestie van toegang tot het recht. Is het recht wel begrijpelijk voor gewone mensen? Weten ze wat hun rechten zijn? Kunnen ze de weg naar de rechter wel vinden? Zijn ze wel echt gelijk als ze de middelen niet hebben om rechtszaken te voeren? Is er toch niet vaak sprake van klassenjustitie?  

Dat voedt de vraag naar nieuwe vormen van rechtsbijstand. De overheid springt bij, maar mondjesmaat. Nog steeds hangt veel af van de goede wil van advocaten. Die worden geacht armlastige cliënten desnoods gratis bij te staan.

De recessie in de jaren dertig van de vorige eeuw achterhaalt die praktijk. De overheid moet nu zijn verantwoordelijkheid wel nemen. Maar het duurt nog ruim twintig jaar voor de nieuwe Wet Rechtsbijstand aan on- en minvermogenden van kracht wordt. Advocaten en gerechtsdeurwaarders die spreekuur houden, krijgen voortaan een bescheiden vergoeding.

Die wet is snel achterhaald. In de jaren zestig en zeventig wordt het recht in hoog tempo gedemocratiseerd. Buro’s voor rechtshulp en de opkomst van de sociale advocatuur, de beroemde  ‘advokatenkollektieven’ (met drie k’s), werpen zich op voor mensen aan de onderkant van de samenleving en verlagen zo de drempel tot het rechtssysteem. Er ontstaat in die tijd brede consensus dat het recht uit de sacrale sfeer getrokken moet worden waarin het tot dan toe beoefend werd.

In 1983 wordt ook de Rechtsbijstand in de Grondwet opgenomen. Ik zie die beweging, zo’n 130 jaar na Thorbecke, als de tweede grote emancipatieslag van de burger in zijn verhouding tot het recht.De steile Thorbecke en de sosjale advocaat met zijn ziekenfondsbrilletje trokken hier aan hetzelfde eind van het touw.

Maar een nadeel is er ook: de kosten exploderen. De zoektocht naar een nieuwe balans tussen laagdrempeligheid en betaalbaarheid mondt in 1994 uit in de Wet op de Rechtsbijstand. De Raad voor rechtsbijstand neemt de organisatie over. De buro’s voor rechtshulp worden omgevormd tot een dertigtal Juridische Loketten. 

Ook die nieuwe pogingen om de kosten onder controle te krijgen, lukken maar deels. De gestage toename van het gebruik van rechtsbijstand en navenante druk op de rechtspraak leiden tot een verdubbeling van de kosten in ruim tien jaar tijd: van 176 miljoen euro in 1996 tot bijna 400 miljoen euro in 2007.

Na de eeuwwisseling verandert de focus. Toegang tot het recht hoeft niet automatisch toegang tot de rechter te zijn. De zoektocht naar nieuwe, effectievere manieren van geschilafdoening en naar dejuridisering begint.

Die zoektocht nadert zijn einde. Een kwarteeuw na de wet op de Rechtsbijstand staan we nu op de drempel van een nieuwe stelselwijziging. Dat is ook de hoogste tijd. Onder invloed van onder meer digitalisering is onze wereld ingrijpend veranderd, in een hoger tempo dan ooit tevoren en met alle gevolgen van dien voor alle facetten van het leven. Het juridisch domein bepaald niet uitgezonderd.

Vergelijkingen met andere landen zijn per definitie lastig, daarvoor zijn de verschillen in de systemen  te groot. Maar alles wijst er op dat Nederland het in internationaal opzicht nog steeds goed doet. De rechtsstaat is hier diep verankerd. Waar het gaat om toegang tot het recht, behoort Nederland in Europees opzicht tot de kopgroep.

Voor zover een vergelijking mogelijk is, lijkt Nederland relatief veel uit te geven aan rechtsbijstand en is de kwaliteit van die bijstand relatief hoog. Maar er zijn landen – Finland en Duitsland – die per uitgegeven euro veel betere resultaten lijken te halen.

Wij geven driemaal zoveel uit en krijgen daar maar fractioneel betere bijstand voor terug.

Ik pleit hier niet voor een nieuwe ronde van bezuinigingen  - integendeel. Maar het stimuleert mij wel om te streven naar nog meer kwaliteit.

De afgelopen maanden zijn daartoe belangrijke stappen gezet. De ontwerpsessies met de verschillende beroepsgroepen verliepen niet zonder slag of stoot. Begrijpelijk, de betrokkenheid bij deze thematiek is groot, de opgaves zijn complex, en velen staat het water al langere tijd aan de lippen.Toch zijn we hier nu samen om te bespreken wat die ontwerpsessies hebben opgeleverd. En dat is heel wat.

Wat mij betreft zijn de vier belangrijkste contouren van een nieuw stelsel benoemd.

1. De toegang tot het recht kan en moet nog laagdrempeliger. Het rechtsbestel moet dichtbij mensen functioneren. Het contact kan makkelijker en diverser. Juridisch hulpverleners moeten makkelijker benaderbaar zijn, of dat nu fysiek, telefonisch of langs digitale weg is.

2. We moeten problemen en conflicten benaderen vanuit een breder perspectief dan het strikt juridische. Waar nodig werken we toe naar meer maatwerk en waar mogelijk bundelen we zaken. Daartoe moeten we de verschillende mogelijkheden beter in kaart brengen. En van elkaar leren welke oplossingen het meeste kans op succes bieden bij specifieke hulpvragen, mensen en problemen. 

3. De besturing en bekostiging kan en moet efficiënter. Er zitten nu perverse prikkels in het systeem. Die moeten eruit. Laten we preciezer kijken waar burgers ook zelf kosten kunnen dragen. Desnoods met voorschotten of rechtsbijstandsverzekeringen.

4. De overheid kan kritischer naar zichzelf kijken. De eigen processen kunnen en moeten simpeler en de overheid moet leren van fouten. Het belang van de burger staat voorop. De overheid is er niet om het mensen onnodig moeilijk te maken.

Wat betreft die zelfkritische overheid: point taken. Mijn collega’s en ik weten wat ons te doen staat. Ik denk dat die ontwerpsessies voor alle betrokkenen leerzaam waren. Door die sessies begint een nieuw en beter stelsel van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand vorm te krijgen. Een stelsel dat voor hetzelfde geld betere kwaliteit oplevert en dat weer voor langere tijd houdbaar is.

Het streven moet zijn dat de juiste juridische hulpverlener vroeger in een conflict ingrijpt. Zodat de behandeling sneller kan en de uitkomst beter wordt. Daarvoor moeten we alles inzetten wat ons ten dienste staat. Online-programma’s kunnen van nut zijn voor het inwinnen van de eerste informatie en adviezen. Hulp en bijstand kunnen van verschillende typen juridische hulpverleners komen. Waar de diensten van een hoogopgeleide advocaat niet per se nodig zijn, moet een ander de rechtsbijstand verlenen. Waar advocaten wel per se nodig zijn, kunnen en moeten die voor die diensten dan ook beter worden betaald. De gang naar de rechter is alleen de aangewezen weg als dat ook de beste weg is. 

Dames en heren,

Dat zijn de contouren van het nieuwe stelsel dat ik nu voor me zie. Maar ik kom hier vandaag vooral om te luisteren. Om weer nieuwe inzichten op te doen en om bestaande inzichten verder te verfijnen. Ik heb hoge verwachtingen van deze dag.

De belangrijkste reden voor mijn optimisme is de overtuiging dat wij allen, zoals wij hier vandaag bijeen zijn, aan dezelfde kant van het touw trekken. Thorbecke, de sosjale  advocaten uit de jaren zeventig, en u allen hier vandaag bijeen – allemaal stonden en staan wij in dienst van hetzelfde belang. Het belang van de mensen die hier vandaag niet of nauwelijks aanwezig zijn. De mensen die afhankelijk zijn van gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat zijn de mensen om wie het ook dit kabinet gaat.

Ik sta hier als minister en zal hier geen partijpolitiek verhaal houden. Maar namens een kabinet bestaande uit confessionelen en liberalen, durf ik hier toch wel dit te zeggen: naast de christelijke tradities waarop onze samenleving gebouwd is, hebben liberalen steeds een initierende en bepalende rol gespeeld bij het creëren van gelijke kansen en rechten.

Ik wil staan in die trotse traditie van liberalen als Thorbecke en Van Houten: mannen die zich om een ander bekommerden. Die zich hebben ingezet voor rechtvaardigheid en voor een beter lot voor minderbedeelden. Iedereen die dat doel nastreeft - en ik zie hier een zaal vol van zulke mensen - zie ik als mijn medestander.

Ik wil dan ook besluiten met een oproep. Ik roep u, allen die hier vandaag aanwezig zijn, op tot nauwe samenwerking. Help ons de contouren verder te concretiseren. Blijf ook na vandaag betrokken, kritisch en constructief. Zet zelf stappen waar dat kan of vertel ons wat u van de overheid nodig heeft. We hebben een gezamenlijk doel, dus laten we daar ook gezamenlijk naar streven. In het belang van al diegenen die hier vandaag niet aanwezig zijn.

Laten we in de allerbeste traditie van dit land hard werken voor degenen die ons het hardst nodig hebben….

Dank u voor uw aandacht.