Toespraak minister van Engelshoven bij de opening van Als Kunst je Lief is

Toespraak van minister van Engelshoven bij de opening van de tentoonstelling Als Kunst je Lief is, op 29 september 2018, in het Kröller-Müller-museum, te Otterlo

[Het gesproken woord geldt!]

Beste mensen,

‘En nu moet het grote wonder eruit’, schreef Helene Kröller-Müller in 1911.

‘Ik bouw mijn nieuwe huis en het wordt een museum en zal later behoren aan het algemeen.’

Het werd niet precies wat zij in 1911 voor ogen had maar er kwám een museum – het museum waar wij nu zijn.

Een museum dat behoort aan het algemeen.

Na vandaag nog een beetje meer dan ooit tevoren.

Want de komende maanden worden hier de aankopen van de Vereniging Rembrandt getoond waarmee de collectie Nederland de afgelopen tien jaar is verrijkt.

Aankopen die zijn gedaan door 40 musea, met hulp van de betrokken leden van de Vereniging Rembrandt en soms ook andere: particuliere fondsen of publieke middelen.

Aankopen waardoor kunstwerken beschikbaar zijn geworden voor het publiek of behouden zijn voor Nederland.

Het uitgangspunt dat de Vereniging Rembrandt bij die verwervingen hanteert is dat waardevolle kunst beschikbaar moet zijn voor elke Nederlander. Of zoals de vereniging het zelf zegt: ‘Topkunst kunnen zien, delen en doorgeven aan volgende generaties.’

Ik onderschrijf dat principe van harte.

Laat het maar zien!

Geef het maar door!

Want kunst is vaak veel meer dan een individuele, esthetische ervaring.

Het spreekt tot de verbeelding.

En zet je aan het denken.

Kunst verrijkt en verbindt.

En heeft daarmee, naast betekenis voor het individu, ook maatschappelijke waarde.

Door nieuwe aankopen blijft de collectie Nederland actueel en aansprekend - voor bestaande én hopelijk ook voor nieuwe doelgroepen: voor jongeren bijvoorbeeld of voor publiek met een andere culturele achtergrond.

En door samen te werken, met musea, en de samenwerking tussen musea te stimuleren, ontstaan nieuwe netwerken en nieuwe publieksactiviteiten – zoals deze tentoonstelling.

Waar weer nieuwe bezoekers op af komen.

Zo vergroot u met zijn allen het draagvlak voor kunst.

En ook dat is van grote maatschappelijke waarde.

Want hoe groter en hoe stabieler dat draagvlak, des te makkelijker het is om aanvallen op de kunst af te slaan.

Alleen door steeds te blijven werken aan dat draagvlak maken we wat van waarde is weerbaar.

Voor u staat een tevreden minister van Cultuur.

Die niet alleen haar waardering uitspreekt maar ook graag haar steentje bijdraagt.

Zo vult dit kabinet het museaal aankoopfonds aan, met in totaal €50 miljoen euro, en stimuleren we de samenwerking tussen musea – precies zoals u dat met deze tentoonstelling doet.

Dat doen we omdat we de collectie Nederland voor nieuwe doelgroepen toegankelijk willen maken en houden.

Want we hebben die nieuwe bezoekers straks hard nodig, als de oude verdwijnen.

Zodat we de kunst kunnen blijven zien, delen en doorgeven aan volgende generaties.

Beste mensen,

De droom van Helene Kröller-Müller kwam uit. Het museum, waar haar verzameling is ondergebracht, werd in 1938 geopend.

Het kreeg haar naam maar van de collectie deed ze afstand. Met een verre voorganger van mij sprak ze af dat de werken naar de Staat zouden gaan - en dus van iedereen werden.

Helene Kröller-Müller verrijkte de collectie Nederland met haar aankopen, net zoals de Vereniging Rembrandt dat doet met haar verwervingen.

En als ik zeg ‘de vereniging Rembrandt’, dan bedoel ik natuurlijk de leden van de vereniging, de particulieren die het geld bijeen hebben gebracht om de aankopen mogelijk te maken.

U met name wil ik daarvoor hartelijk danken.

Dank u wel!