Toespraak minister-president Mark Rutte bij afscheid mr. Piet Hein Donner als vicepresident Raad van State, Den Haag

Majesteiten, dames en heren, maar natuurlijk vooral: mijnheer de scheidend vicepresident van de Raad van State,

Op de dag van uw 70e verjaardag verscheen in Trouw een afscheidsinterview dat uiteraard de ene bezonken wijsheid na de andere bevatte. 
De uitspraak die bij mij het meest bleef hangen, was deze: ‘Vasthouden wat van waarde is. Daar is de politiek voor’, zei u.
Dat is natuurlijk een mooie variant op het bekende Bijbelwoord van Paulus: ‘Onderzoek alles, behoud het goede.’
Maar is het heel gek als ik zeg dat ik er ook uw eigen overtuiging en persoon in herken?

Mijnheer Donner, u hebt de publieke dienst ruim vier decennia lang met grote toewijding gediend.
En met een consistente boodschap, namelijk dat de samenleving structuur nodig heeft en dat niet alles wat gezegd mag worden ook gezegd hoeft te worden.
U was nooit de hemelbestormer of revolutionair, want u bent nu eenmaal niet zo van de barricades.
Maar u was wel steeds de scherpzinnige jurist, met een grote kennis van zaken, een analytische geest en een werklust die legendarisch is in heel Den Haag en omstreken.

En, met permissie Majesteit, het is natuurlijk zo dat van alle functies binnen de Raad van State alleen de voorzitter en diens meerderjarige opvolger voor hun taak worden geboren.
Maar in uw geval, mijnheer Donner, durf ik de stelling aan dat je ook wel degelijk in de wieg kunt zijn gelegd voor het vicepresidentschap. 
Dat zit in twee dingen.

Allereerst bent u erfelijk belast. 
Als zoon van uw vader, die een autoriteit was op het gebied van ons staatsrecht.
Als kleinzoon van uw grootvader, president van de Hoge Raad en uw verre voorganger als minister van Justitie.
En misschien nog wel het meest als nazaat van uw overgrootvader, Kamerlid en dominee Donner, die in 1897 zo enthousiast was over de aanwezigheid van de minderjarige prinses Wilhelmina bij het uitspreken van de Troonrede door Koningin Emma, dat hij spontaan uitriep: ‘Leve de koninginnen.’
Daarmee startte hij een traditie die we vandaag nog kennen en die de bijzondere relatie tussen het Huis van Oranje en de familie Donner toch even in het juiste perspectief zet.

De tweede reden waarom u zo uitermate geschikt was voor het vicepresidentschap ligt besloten in uw carrièrepad.
U kent de wereld van politiek, overheid en wetgeving als geen ander van binnenuit en over de volle breedte.
Als ambtenaar op de ministeries van Economische Zaken en Justitie.
Als adviseur van de Parlementaire RSV-Enquêtecommissie.
Als lid en voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Als gewoon lid van deze Raad van State
Als minister van Justitie, Sociale Zaken én Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Als tweevoudig informateur.
En zelfs nog een blauwe maandag als lid van Tweede Kamer, waar u in uw eigen woorden, op uw 58e ‘als maagd’ en ‘blozend’ het woord nam voor uw maidenspeech.

Dat lukte overigens slechts op de valreep, omdat het volgende ministerschap zich alweer aandiende.
Maar omdat een collega-Kamerlid zijn plaats aan u afstond in een belangwekkend debat over het baggerwezen, bent u toch voor de eeuwigheid sprekend in de Handelingen opgenomen.
Het werd een memorabel optreden, dames en heren.
Vol vuur sprak de heer Donner over problemen rondom de ‘tarragrond’; dat is de – vaak vervuilde – aarde die bij het rooien aan aardappels en bieten blijft vastzitten.
Hij noemde dat een’ kostenpost voor de aardappel- en bietenverwerkende industrie’ en dus ‘een knelpunt dat dringend moet worden opgelost’.
En passant had hij ook de nodige kritiek op de demissionaire minister van Justitie, een zekere Donner, die een fout in een wetswijziging over het hoofd had gezien.
‘Hij heeft toen vermoedelijk zitten slapen’, concludeerde het jonge Kamerlid.

Waarmee ik meteen op twee persoonlijke eigenschappen van u stuit, mijnheer Donner, die door velen worden geroemd en ook door mij.
Ik doel natuurlijk op uw jaloersmakende taalgevoel en uw aanstekelijke gevoel voor humor.
Uw toespraken en andere teksten zijn zonder uitzondering kunstwerken: heel precies geformuleerd, met veel inhoud, feitenrijk en erudiet, en natuurlijk Bijbelvast.
Het zou mij zelfs niks verbazen als u die beroemde rap van de ‘De Don’ persoonlijk hebt geschreven: ‘Hier is Donner van Justitie, ik doe het samen met politie.’

Bij u zijn de grap en de glimlach nooit ver weg.
Donneriaanse humor is niet van de lach-of-ik-schiet-soort, maar subtiel en licht-ironisch; ‘tongue in cheek’ zoals de Engelsen zeggen.
Donneriaanse humor gaat ook nooit ten koste van een ander, maar kent wel een hoog zelfspotgehalte.
En de beste grappen kun je zien aankomen, want dan krult uw mond licht omhoog en verschijnt er een twinkeling in uw ogen.
Zoals die keer dat u uw collega’s in het kabinet liet schrikken met de aankondiging van een officiële werk- en rusttijdenregeling voor bewindslieden, die niet langer dan 168 uur per week mochten werken.
Ik laat de rekensom even op tafel liggen…

Mijnheer Donner, als vicepresident hebt u het kabinet bij menige gelegenheid niet gespaard, vooral niet in uw inleidende hoofdstuk op het jaarverslag van de Raad en in de gesprekken met de pers daarover.
En terecht.
Uw rolopvatting is ook in deze functie steeds een heel zuivere geweest: wat gezegd moet, wordt gezegd.
Of zoals u dat zelf ooit formuleerde: ‘We bestaan niet omdat er op onze adviezen gewacht wordt, maar om een waarborg van rechtmatigheid en doelmatigheid te zijn.’

Ik onderstreep vandaag die belangrijke functie van de Raad van State.
We leven in een jachtige tijd waarin de waan van de dag politieke en beleidsmatige processen heel makkelijk gaat overheersen  – ik beken ook zelf schuld.
En juist dan is de juridische toets en de blik op zorgvuldigheid, uitvoerbaarheid en praktische effecten door de Raad van State van het grootste belang.

Tegen die achtergrond juich ik het toe dat het werkveld onder uw leiding breder is geworden.
Niet alleen omdat de Raad enkele jaren geleden vanuit Europa de taak kreeg om te controleren of in ons land de Europese begrotingsafspraken worden nageleefd.
Maar ook omdat de Raad van State steeds vaker aan de voorkant spreekt met Kamerleden en bewindslieden, voorlichting geeft en adviseert.
Of om het nog een keer in uw woorden te zeggen: ‘Onze rol moet niet alleen aan het einde van een wetsvoorstel liggen, dan ligt alles al vast.’

Beste Piet Hein,

‘De wetgever heeft bepaald dat mijn leven voltooid is’ zei je laatst op je bekende onderkoelde manier. 
Gelukkig is het niet letterlijk zo dramatisch, maar ik vrees inderdaad dat ik aan die wettelijke vertrekplicht niet veel kan veranderen.
Wat ik wel kan doen is mijn grote dank en waardering uitspreken voor alles wat je in je lange en rijke carrière voor het Koninkrijk der Nederlanden hebt gedaan.
En ik wil daar uitdrukkelijk ook je echtgenote Marlies bij betrekken, die achter de schermen een grote rol heeft gespeeld.
Niet alleen als de vrouw die jou  zo af en toe met beide benen op de grond kon zetten, maar ook – zo weet ik van dichtbij – als vraagbaak en steun en toeverlaat van de partners van bewindslieden van de kabinetten waar jij deel van uitmaakte.

Piet Hein, ik heb twee cadeaus voor je meegebracht waarvan er één past bij je constitutionele rol van onderkoning: zilveren manchetknopen met het rijkswapen.
Het tweede cadeau past meer bij de nieuwe levensfase die je nu ingaat: een legpuzzel van het Binnenhof gezien vanaf de Hofvijver.
Met duizend stukjes en veel water en lucht is het geen gemakkelijke puzzel, maar dat is aan jou wel besteed.
Nogmaals heel veel dank, alle goeds en ongetwijfeld tot ziens.