Toespraak minister Grapperhaus voor de (internationale) conferentie “Vrijheid van religie internationaal onder druk"

Openingstoespraak van minister Grapperhaus (JenV) voor de (internationale) conferentie “Vrijheid van religie internationaal onder druk”. In Amsterdam bij de Vrije Universiteit (VU), op 10 december 2018.

“Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: heb uw naaste lief” (Bijbel, Lucas 4:18-19)

“In de godsdienst is er geen dwang” (Koran, 2:256)

Dat, dames en heren, is wat enkele van de grootste religies zeggen over vrijheid - en vrijheid van religie.

Interessant, juist nu…

Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

Vandaag, 10 december 2018, is het immers precies 70 jaar geleden dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens het licht zag. Een verklaring die in artikel 18 stelt dat ieder mens recht heeft op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Een fundamenteel recht, dat destijds is opgesteld op basis van rechtsnormen vanuit de hele wereld. Alle leden van de Verenigde Naties hebben zich aan deze Universele Verklaring gebonden, maar de praktijk blijkt – zoals zo vaak – weerbarstig.

De laatste jaren is er sprake van een toename van het aantal landen waar sterke tot zeer sterke restricties gelden op de vrijheid van religie. Uit het laatste onderzoek van het Pew Research Center blijkt dit het geval in 83 van de 198 onderzochte landen. Een toename met 13 procent in vergelijking met 2007. Een zorgwekkende ontwikkeling!

Unie van Utrecht

Ik vind het dan ook een goed initiatief om vandaag, op deze bijzondere dag, hier aan de VU bijeen te komen om met elkaar van gedachten te wisselen over de relevantie van de vrijheid van denken, geweten en religie. Op het punt van godsdienstvrijheid kent Nederland een lange en rijke traditie. Die gaat terug tot diep in de 16e eeuw, toen de gewesten die later ons land zouden gaan vormen geteisterd werden door godsdiensttwisten. De aanloop tot wat de geschiedenisboekjes is ingegaan als de Tachtigjarige Oorlog.

Als reactie op de gewelddadige onderdrukking van al wie in de ogen van de Spaanse overheersers “ketters” waren, maar ook om het onderlinge geweld tussen katholieken en protestanten tegen te gaan, ondertekende een aantal Noordelijke gewesten in 1579 een unieke overeenkomst die bekend is geworden als de Unie van Utrecht. Deze overeenkomst, die gezien kan worden als een eerste voorafschaduwing van onze Grondwet, die pas eeuwen later tot stand kwam, bevat een belangrijke passage over godsdienstvrijheid.

Zo wordt gesteld dat “een yder particulier in sijn religie vrij sal mogen blijven ende dat men nyemant ter cause van de religie sal mogen achterhaelen ofte ondersoucken.”

Voor die tijd was dat een revolutionaire gedachte. Maar door schade en schande was men in onze contreien al in de 16e eeuw gaan inzien dat religievrede – en nu citeer ik weer uit de overeenkomst van de Unie van Utrecht – dat religievrede zou dienen “tot rust ende welvaert van de provinciën, steden ende particulieren”.

Ministerie van Eredienst

En dat is nog steeds zo. Want onze samenleving wordt alleen maar sterker, wanneer mensen van alle religies weten - én voelen - dat zij hier welkom zijn en dezelfde rechten hebben als iedere andere Nederlander. Uiteraard was ook in de Nederlanden de praktijk aanvankelijk weerbarstig. Er was nog een lange weg te gaan voordat de vrijheid van religie, zoals wij die nu kennen voor iedereen ook echt in het dagelijks leven gold. Zo werden katholieken dan wel niet vervolgd, maar ze mochten nog lange tijd hun religie niet openlijk belijden. Ze zochten hun toevlucht tot schuilkerken, waarvan er nog een aantal tot op de dag van vandaag bewaard zijn gebleven – zoals de bekende Ons’ Lieve Heer op Solder, hier in Amsterdam. Pas onder de Bataafse Republiek, in 1798, kwam een einde aan de bevoorrechte positie van de Nederlands Hervormde Kerk en werden alle bestaande geloofsgemeenschappen voor de wet gelijk gesteld.

Bij het aantreden van de regering onder koning Lodewijk Napoleon in 1806, werd een apart Ministerie van Eredienst ingesteld, dat toezicht hield op de godsdienstige beginselen. Dat Ministerie van Eredienst was eigenlijk niet echt een volledige uitdrukking van godsdienstvrijheid. Er bleef na 1806 toch nog bemoeienis van de staat. Pas in 1848 werd de vrijheid van godsdienst in de grondwet als zodanig erkend; daarna bleef overigens het Ministerie van Eredienst nog steeds gehandhaafd, zij het in allerlei uiteenlopende gedaanten.

Nog lange tijd behield die bijzondere minister van eredienst allerlei verantwoordelijkheden, zoals die met betrekking tot het verwezenlijken van kerkgebouwen. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw kreeg dit ministerie steeds meer een symbolische functie.

Vrijheid van godsdienst

En hoewel we er vandaag de dag geen apart ministerie meer voor hebben, vormen deze taken nog steeds de kern van het pakket van de minister voor de erediensten, de hoedanigheid waarin ik hier nu voor U staat. Want dit takenpakket is belegd bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

En het is goed dat het juist dat Ministerie is. Want het Ministerie van Justitie en Veiligheid ziet er op toe dat de rechtsstaat verwezenlijk blijft, met alle daarin door onze samenleving erkende beginselen en grondrechten. Justitie, rechtvaardigheid dus, is daarbij niet genoeg. Justitie kan alleen bestaan, wanneer er in de samenleving ook veiligheid wordt verwezenlijkt, voor elk individu en elke gemeenschap binnen de samenleving, om zijn fundamentele rechten te kunnen uitoefenen. Waaronder de vrijheid van godsdienst.

Ondertussen geef ik graag invulling aan de rol van minister voor de erediensten. Ik onderhoud de contacten met kerkgenootschappen van alle geestelijke stromingen. In Nederland gaan we uit van de gelijkwaardigheid van al die stromingen; we maken geen onderscheid op grond van de inhoud van een geloofsovertuiging of levensbeschouwing. Daar zie ik als minister voor de erediensten op toe.

Het recht op vrijheid van godsdienst “behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet” is inmiddels stevig verankerd in onze Grondwet. Het zesde artikel van de Grondwet garandeert het recht op het vrijelijk belijden van godsdienst en levensovertuiging. Maar dat betekent dus ook dat iedereen zich veilig moet voelen bij de uitoefening van zijn religie.

Gevoelens van onveiligheid

In dat verband is het voor mij een grote zorg dat de Joodse gemeenschap in Nederland, zo blijkt uit recent onderzoek, in grote mate  gevoelens van onveiligheid heeft. Ik heb op de eerste avond van het Joodse Chanoeka-feest, in een van de synagogen de Joodse gemeenschap toegesproken, en gezegd dat ik voor de veilige uiting van religie sta, maar er ook voor sta dat iedereen in de Joodse gemeenschap Nederland zich in onze samenleving veilig in op zijn plaats voelt.

Ik kan dat niet genoeg benadrukken. 

Ondertussen moet een Minister voor de erediensten er ook op letten dat de vrijheid van jezelf door de overheid gerespecteerd wordt. De wet mag uitsluitend beperkingen stellen aan godsdienstuitoefening voor zover dat nodig is vanwege de openbare orde, of ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Het belangrijke beginsel van scheiding van kerk en staat is overigens niet expliciet in de Grondwet vastgelegd.

Wel stoelt het in belangrijke mate op twee artikelen uit de Grondwet: het zojuist aangehaalde artikel 6 en het befaamde artikel 1: “Allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”

En, laten we dat niet vergeten, die gelijkheid is in Nederland, zeker waar het de godsdienstvrijheid betreft, een beginsel waar we lang over hebben gedaan. Het processieverbod werd tenslotte pas in 1983 uit de wet  gehaald.

Geen vrijbrief haatzaaien

Heel belangrijk, zeker ook met het oog op het Universele Verdrag van de Rechten van de Mens dat vandaag centraal staat: een godsdienst mag mensen geen plichten opleggen die strijdig zijn met de mensenrechten. Zoals de dwang tot bekering of geweld tegen ongelovigen. Godsdienst mag nooit een vrijbrief zijn voor haatzaaien, het oproepen tot discriminatie of geweld.

En dat is nu net waar in veel landen – een toenemend aantal landen, zoals we reeds zagen – de schoen wringt. De speciale VN-rapporteur tegen religieuze onverdraagzaamheid heeft onlangs verslag gedaan van talloze maatregelen en praktijken die hiervan een uitdrukking zijn.

Zoals het verbieden van erediensten van andere religies dan de “staatsgodsdienst”, inbeslagname van religieuze voorwerpen en literatuur, een verbod op religieus onderwijs en het uitspreken van doodvonnissen over afvalligen.

De rapporteur heeft aanbevolen dat niet alleen de rechten van gelovigen, maar ook van niet- of anders-gelovigen beschermd moeten worden tegen discriminatie. En zoals zo vaak, zien we ook hier dat de geschiedenis zich herhaalt.

Vluchtelingen

Zoals vanaf het einde van de 16de eeuw tal van vluchtelingen naar onze Noordelijke gewesten trokken, omdat ze hier in relatieve vrijheid hun godsdienst konden beoefenen, zo zien we ook nu mensen uit landen waar geen  godsdienstvrijheid is, of waar die aan strenge restricties onderhevig is, uitwijken naar onze contreien.

En Afghaanse asielzoeker, naar ons land gevlucht omdat hij in Afghanistan zijn leven niet zeker was vanwege zijn twijfels over het geloof, noemde zijn verblijfsvergunning in Nederland “de bezegeling van zijn vrijheid”.

Een mooi compliment.

Naleving

Ik denk dat we er met recht trots op mogen zijn dat Nederland één van de weinige landen is die in internationaal vergelijkende onderzoeken steevast naar voren komen als vrij en gelijkwaardig inzake vrije meningsuiting en humanistische waarden. Gelovigen, maar ook niet-gelovigen die beschermd moeten worden tegen discriminatie, komen naar Nederland, om hier een nieuw bestaan op te bouwen.

Helaas is het recht op vrijheid van denken, geweten en religie lang niet overal zo vanzelfsprekend als bij ons. Sterker: in veel landen – ook landen die zich als lid van de VN aan de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens hebben gebonden – staan de vrijheid van denken, geweten en religie zwaar onder druk.

Het zal nog veel discussie, diplomatie, tijd en energie kosten om landen te bewegen om ook deze onderdelen van de Universele Verklaring daadwerkelijk na te leven. Ik zou hopen dat ooit de Ministers van Eredienst in alle landen zich zouden richten op het verwezenlijken en beschermen van de godsdienstvrijheid. Voor mij geldt dat in elk geval nu al, volgens het motto dat de nieuwe Bisschop van Roermond zaterdag uitdroeg:

“Vraag U niet af wat wij met Gods woord doen, maar wat Gods woord met ons doet.”