Toespraak minister Blok bij uitreiking eerste exemplaar ‘Majesteit, U kent het werkelijke leven niet’ van Michael Riemens

Op 20 mei 2019 kreeg minister Blok in Nieuwspoort het eerste exemplaar uitgereikt van de oorlogsboeken van oud-minister mr. E.N. van Kleffens ‘Majesteit, U kent het werkelijke leven niet’ van Michael Riemens. Daarna sprak hij onderstaand dankwoord uit.

‘De man die uit de boekenkast van mjin ouders op ons neerkeek.’


Dat is voor mij Van Kleffens. Zijn memoires stonden bij hen in de boekenkast. Mijn ouders zijn van de generatie die de oorlog bewust hebben meegemaakt. Ik ben opgegroeid met die erfenis, u zult het herkennen: bordje leeg eten, grote erkentelijkheid aan de geallieerden. Wat het is om honger te hebben, beschoten te worden, geen vrijheid te hebben. Dat neem je je hele leven mee, en dat bepaalt ook deels mijn insteek bij dit ministerschap, als minister van buitenlandse zaken met een binnenlands profiel.


Dank voor deze indrukwekkende publicatie. Meer dan 500 pagina’s geannoteerde dagboeken van een van Nederlands meest markante en bepalende ministers van Buitenlandse Zaken - een werk waar deze minister van Buitenlandse zaken zijn spaarza me vrije uurtjes graag mee zal gaan vullen!
Er valt over Van Kleffens, en de bewogen tijd waarin hij minister was, heel veel te zeggen - veel meer dan we hier bij deze feestelijke gelegenheid kunnen doen.
Misschien is het goed als ik een link probeer te leggen naar het heden.


De verschillen tussen zijn tijd en de mijne zijn natuurlijk groot. Het was oorlog, de communicatie met het moederland was zeer beperkt, de tijdsdruk was enorm en er moesten vaak beslissingen worden genomen op basis van onvolledige informatie. En, zoals we ook opmaken uit de dagboeken: de marges waren smal. Er was in Londen dan wel geen parlementaire controle (ik zal u niet vermoeien met de tijd die een minister anno nu in het parlement doorbrengt, het zijn dierbare uurtjes…), maar er was wel een zeer nauw betrokken staatshoofd.


Maar ondanks die vele in het oog springende verschillen zijn er ook veel overeenkomsten. Vanuit die ingewikkelde en verwarrende tijd, waarin Van Kleffens dag in dag uit aan zijn erfenis en de toekomst van naoorlogs Nederland werkte, lopen diepe sporen van continuïteit naar het heden.
Ik denk dan met name aan de volgende 3 aspecten, die ook tot uitdrukking komen in de dagboeken die nu uitgegeven zijn, en ook in eerdere publicaties.


Ik heb het over, ten eerste:
1. Het einde van neutraliteit en het begin van internationale inbedding
Tijdens het interbellum had Van Kleffens mede vormgegeven aan de neutraliteitspolitiek, die Nederland sinds de oprichting in 1813 had gevoerd. Aan het begin van de oorlog had hij daar ook nog aan proberen vast te houden. Tijdens de oorlog was Van Kleffens tot de conclusie gekomen dat NL zich niet langer afzijdig kon opstellen, en dat de Nederlandse veiligheid het meest gebaat was bij directe betrokkenheid en leiderschap van de Verenigde Staten. Zijn pamflet ‘The Rape of the Netherlands’ had als voornaamste doel de Amerikanen bij de oorlog te betrekken.
Aan het einde van WO-II was duidelijk dat terugkeer naar de vooroorlogse neutraliteitspolitiek was uitgesloten. Wat dan wel? Het buitenlands beleid verkeerde eigenlijk in een impasse. Erkenning van de speciale status als middelgrote mogendheid - een status aparte die Van Kleffens tevergeefs en misschien ook niet helemaal consistent met zijn voorliefde voor het volkenrecht waar tenslotte alle landen gelijk zijn, had nagestreefd - was uitgebleven. Wat mogelijk was, was niet gewenst en wat gewenst was, was niet mogelijk. Wat nu?
Het was een kanteltijd, waarop verschillende keuzes mogelijk waren. Het was de tijd waar de eerste stappen werden gelegd voor oprichting van de opvolger van de Volkenbond, en later voor de NAVO. En natuurlijk de voorloper van onze huidige EU, de EGKS. Van Kleffens heeft daar als PV NY en CdP Washington een bijdrage aan geleverd. Schoorvoetend, want hij had zelf ook andere ideeën. Maar toch.
Inmiddels zijn we meer dan zeventig jaar verder. Het is duidelijk dat de keuze voor internationale inbedding de juiste is geweest. Het heeft ons al meer dan zeventig jaar vrede en welvaart gebracht.
Maar het is ook duidelijk dat de structuren die toen op de puinhopen van een verwoestende wereldoorlog zijn opgebouwd, nu onder druk staan. Omdat Nederland als handelsland groot belang heeft bij de voorspelbaarheid van een op regels gebaseerde wereldorde, heeft ook dit kabinet het tot zijn inzet gemaakt om die inbedding te versterken en waar nodig te verbeteren. Dat geldt voor de VN, maar ook voor de EU en de NAVO. Onze inzet en betrokkenheid geschiedt niet zozeer uit idealisme, maar meer uit pragmatisme en eigenbelang. Uit realiteitszin, zo u wilt. Omdat nu nog meer dan toen geldt, dat de grote uitdagingen waar we voor staan grensoverschrijdend zijn en alleen in concert kunnen worden opgelost.


2. Het primaat van het internationale recht
Van Kleffens, afgestudeerd in de rechten en gepromoveerd op een proefschrift over de Japans-NL betrekkingen, benadrukte telkens het primaat van het internationale recht. Juridische argumentatie voerde bij hem vaak de boventoon. Historici, waaronder enkele hier aanwezigen, hebben wel aangevoerd dat Van Kleffens daardoor weleens te weinig oog had voor de internationaal machtspolitieke verhoudingen.
Hoe dit ook zij, de bewindsman bewoog zich met deze internationaalrechtelijke focus geheel in lijn met een al ver voor hem begonnen Nederlandse traditie. Een traditie die is terug te voeren op grote namen als Hugo de Grote en Erasmus. Een traditie die tot de dag van vandaag eer wordt aangedaan. Denkt u maar aan de vele internationaalrechtelijke instellingen die in Nederland, met name in Den Haag, gevestigd zijn.
Maar ook, heel recent, aan onze inzet tijdens ons VNVR lidmaatschap, en de focus op accountability die internationaal echt is opgevallen. Het instellen van een bewijzenbank voor de in Syrië begane misdaden, als stap op weg naar gerechtigheid, is een concrete actie in dat spoor. Net als het sanctioneren van mensenhandelaren in Libië. Het lijkt klein, maar het is consistent en geheel in lijn met de zelfs in onze Grondwet verankerde verplichting om de internationale rechtsorde te bevorderen. Omdat het handhaven van de regels in de internationale rechtsorde de geloofwaardigheid van die orde bepalen – de orde waar we zelf zoveel belang bij hebben.


3. oprichting van een netwerk van professionele ambassades
Die trendbreuk die onder van Kleffens is ingezet - van neutraliteit naar internationale inbedding, had gevolgen voor het diplomatieke netwerk. Neutraliteit betekende afzijdigheid en dus een kleine dienst - van vermogende vrijwilligers, waardoor het vak van diplomaat voor iemand als Van Kleffens overigens onbereikbaar was. In de decennia die volgden is onze diplomatieke presentie gegroeid met de behoefte die een groeiend buitenlands beleid daaraan stelt, en bevolkt met mensen die ook weten, om de titel van de publicatie maar even aan te halen ‘wat het echte leven is’. Het Buitenlandse Zaken waar ik aan het hoofd sta is een moderne netwerkorganisatie van gedreven professionals, die stevig met beide benen in de maatschappij staan.
Natuurlijk kost het allemaal geld, geld dat we maar eenmaal kunnen uitgeven. Maar een diplomatiek netwerk is een internationale brandmelder, die voorkomt dat we de brandweer nodig hebben. Ik ben er van overtuigd dat we daarmee een zeer goede investering doen. Wist u dat de kosten van ons ambassadenetwerk tezamen evenveel bedragen als de kosten van 40 kilometer snelweg?


Dames en heren,

Van Kleffens dagboeken zijn een belangrijke aanvulling op wat we al wisten uit die tijd, in aanvulling op de vaak beknopte verslagen van de ministerraden.
Ik voel mij in zeker zin wel verwant met deze minister. Een Fries, met een realistische kijk op ambitie. Een man die even bedenktijd vroeg toen hem werd gevraagd of hij minister van buitenlandse zaken wilde worden.
Een opvallende verschijning bovendien, zoals een Amerikaanse observator hem neerzette: ‘’a large, round, domed head, sparsely covered with hair – he imparts the impression of being largely composed of brain.’’


De overeenkomsten berusten puur op toeval, uiteraard.
De dagboeken brengen vele aspecten aan het licht die doen verlangen naar een vervolgstap: een echte biografie.
Het is eigenlijk hoog tijd. Werd zoveel niet al geconstateerd in een publicatie uit 1999 over de Nederlandse Ministers van Buitenlandse Zaken van de twintigste eeuw? En nog eerder zelfs, in 1981, was de derde stelling in het proefschrift van professor Kersten: ‘Van Kleffens verdient een biografie.’


Dat is pas 38 jaar geleden.

Wat ook de volgende stap moge zijn: deze geannoteerde dagboeken zijn een waardevolle uitgave op zich. Ik wens de auteur en zijn uitgever geluk en dank hem voor de bijdrage die hij heeft geleverd aan ons beeld van een groot minister van Buitenlandse Zaken.


Dank u wel.