Ceremonie einde militaire bijdrage Afghanistan

Speech van minister Kaag van Buitenlandse Zaken tijdens de plechtigheid in het Nationaal Militair Museum in Soesterberg.

Minister Kaag van Buitenlandse Zakenkomt aan bij de Afghanistan-plechtigheid in het Nationaal Militair Museum in Soesterberg

Minister Bijleveld, Ank

Generaal Eichelsheim,

Militairen en veteranen,

Iedereen die kijkt.

Een paar maanden geleden reisde gepensioneerd diplomaat Marten de Boer naar Afghanistan, om met eigen ogen te zien wat er was overgebleven van wat in gang was gezet tijdens zijn uitzending naar Uruzgan tien jaar terug.

Hij trof er een situatie aan die noopt tot zorgen én hoop.

Hij zag veel gebouwen en bruggen die Nederland hielp bouwen, in zijn woorden de ‘hardware’, en hij sprak er veel mensen die met Nederlandse steun zijn opgeleid, hij noemde dat ‘de software’.

Maar hij vond er ook iets anders, iets dat hij eerder niet had gezien en zich lastig in cijfers laat uitdrukken.

Waar hij 10 jaar geleden gelatenheid proefde, ontmoette hij nu mensen die met man en macht het verschil willen maken, tegen de stroom in.

De afgelopen 20 jaar heeft Nederland zich ingezet voor veiligheid en stabiliteit in Afghanistan, zij aan zij met NAVO-bondgenoten en partners. De inzet was complex en gevaarlijk en vroeg niet alleen kennis en kunde, maar ook om een lange adem en grote offers:

De 25 Nederlandse militairen die omkwamen, de vele gewonden en alle slachtoffers onder de Afghaanse bevolking, politie en militairen.  


Ik heb diep respect voor alle Nederlanders die zich hebben ingezet, samen met de deskundige en onbevreesde tolken en lokale medewerkers die hen bijstonden. Deze Nederlanders hebben vaak intensieve, soms gruwelijke realiteiten ondervonden die voor anderen nooit helemaal te bevatten zijn.

Bijvoorbeeld de realiteit van een 18-jarige militair met het leven nog voor zich, uitgezonden naar een van de meest onveilige plekken van deze aarde; een verscheurd land vol wantrouwen, waarin elke familie slachtoffers kent.

Een situatie waarin je dolgraag het verschil wilt maken, maar tegelijkertijd weet dat onze inzet slechts één radertje is in een strijd met ongewisse uitkomst.

Het is die realiteit van een 18-jarige die ik als VN-gezant van iets dichter bij heb gezien, waar ik als bestuurder verantwoordelijkheid voor draag en waar ik als moeder, als ouder, diepe zorg voor voel.
In die hoedanigheden wil ik jullie zeggen:

we hebben het uiterste van jullie gevraagd en het was niet voor niks.

Zorgen en hoop

De afgelopen 20 jaar zijn fragiele maar belangrijke resultaten geboekt.

Het aantal schoolgaande kinderen steeg van 1 naar ruim 9 miljoen, de gemiddelde levensverwachting van 44 naar 60 jaar en het gemiddeld inkomen van de Afghanen is met 75 procent gegroeid.  Dat zijn tastbare verschillen in de levens van mensen.

Tegelijkertijd weten wij allen hoe broos vooruitgang is. Hoe het Talibangeweld voortduurt, hoe moedige geesten worden vermoord, en hoe de verworvenheden van Afghanen onder druk staan.

Toch heb ik niet louter zorgen. Ik koester ook hoop, gericht op de meest duurzame opbrengst van onze inzet.

Ik heb het over de verandering van perspectief die Marten observeerde, en waaraan jullie hebben bijgedragen. Een uitzicht op een alternatief voor oorlogen en straffeloosheid, de achterstelling van vrouwen, een leven getekend door angst.

En dat heeft iets teweeg gebracht, in de manier van denken van veel Afghanen:

De burgers die bij de Nederlandse missie aanklopten daags nadat een vreselijke warlord was opgepakt, en, gesterkt door het recht dat had plaatsgevonden, zelf de weg wezen naar nieuwe opslagplekken van wapens.

De vrouwen die tegen de Nederlandse trainers zeiden alleen bij de politie te willen werken, als zij evenveel verantwoordelijkheid zouden krijgen als de mannen.

Of de vrouwelijke directeur van een door Nederland en Australië gerenoveerde meisjesschool, die zorgt voor haar eigen airtime op de radio en een gesprek met de provinciale gouverneur zodra ze er weet van krijgt dat er een minderjarig meisje uitgehuwelijkt wordt.  


Deze moedige mensen wisten zich door onze aanwezigheid gesterkt dat er een deur openstond naar een ander Afghanistan. Hun Afghanistan.


Zien dat iets anders kan is het startpunt van daadkracht en verandering. Dat geldt evengoed voor de eigen lessen die we kunnen trekken uit onze inzet.  

Dan heb ik het niet alleen over de succesvolle samenwerking met vele NAVO-partners zoals Duitsland, Canada en de VS, en ook met een belangrijke partner als Australië.


Ik heb het vooral ook over de unieke manier waarop defensie, ontwikkelingssamenwerking en diplomatie samen optrokken. Deze 3-D benadering zorgde voor een krachtige mix van expertise en werkculturen, het kweekte begrip en vestigde vriendschappen en het bood ons de kans om antwoorden te zoeken voor problemen met vele dimensies, en écht te luisteren naar Afghanen.

Bijvoorbeeld door niet alleen een training te bieden aan vrouwelijke politieagenten, maar ook voor kinderopvang te zorgen. En zo was Afghanistan ook voor ons een unieke ervaring. En het startpunt van een leertraject waarin we de 3D-benadering verder kunnen verbeteren.

Betrokkenheid

Dames en heren,

Bijna twintig jaar geleden werden wij geconfronteerd met schokkende beelden van de Twin Towers die we tot op de dag vandaag niet zijn vergeten. We gaven gehoor aan het beroep dat op ons werd gedaan en we hebben onze verantwoordelijkheid genomen als NAVO-bondgenoot. Zoals ook wij werden bijgestaan in donkere dagen.

Dat is immers de kern van een bondgenootschap.

Tegelijkertijd kwamen we op voor de internationale rechtsorde, vrede en veiligheid en zijn we een langdurige relatie aangegaan met de Afghaanse bevolking. Een relatie die we twintig jaar later niet willen verbreken.
Dat zeg ik niet alleen als minister van Buitenlandse Zaken.

Ik zeg het ook namens veel Nederlanders die zich al die jaren hebben ingezet voor Afghanistan.
Zij hebben een ding gemeen: een diepgewortelde commitering, die je niet zomaar van je afschudt.  

Zo ook Caecilia Wijgers, sinds vorige zomer ambassadeur in Kaboel. Zij nam het weloverwogen besluit om de post te betrekken en bij de vraag hoe verder, is haar streven duidelijk: eenmaal aan boord, blijf je aan boord, zolang de situatie dat toestaat.

Het is een mindset die ik deel.

Onze betrokkenheid bij Afghanistan gaat vandaag een nieuwe fase in. Onze militaire inzet in het land komt ten einde. Het is uiteindelijk aan de Afghanen zelf om hun eigen toekomst vorm te geven en de kans op vrede via de onderhandelingstafel te grijpen.

En Nederland zal Afghanistan hierin waarin mogelijk blijven steunen.

Want in een wereld waarin zoveel buiten onze macht ligt, is betrokkenheid het enige waarover we zelf controle hebben.