Rouvoet: HALT moet inspelen op de Centra voor Jeugd en Gezin

Minister Rouvoet maakte op een symposium van HALT duidelijk dat deze organisatie moet inspelen om de komst van de Centra voor Jeugd en Gezin. Eén belangrijke taak van HALT is: het signaleren van problemen in het opgroeien en opvoeden van jongeren. En het doorgeven ervan in de Verwijsindex risicojongeren, die op dit moment wordt ontwikkeld. Hieronder volgt de volledige toespraak.

Geachte aanwezigen,

25 jaar HALT. Dat is zeker een symposium waard. HALT heeft inmiddels meer dan driehonderdduizend jongeren de kans gegeven om iets te leren van hun misstap. Om excuses aan te bieden aan hun slachtoffers en te herstellen wat er vernield was.
De HALT-jongeren van het eerste uur zijn nu rond de veertig jaar.

Velen hebben respectabele beroepen, een gezin, een plaats in de maatschappij die ze als jongere wellicht niet altijd voor zich zagen.
Een plek die ook moeilijker te veroveren zou zijn geweest als ze met hun eerste - en gelukkig vaak laatste - delict een strafblad hadden opgelopen.

Vernielingen, diefstal, vuurwerkdelicten, ze kunnen niet straffeloos blijven. Daarvoor geven ze veel ellende en overlast en kosten ze de samenleving te veel geld. Bovendien bedreigen ze de ontwikkeling van de jongere zelf. Wie druk is met fikkies stoken, rondhangen en rotzooi trappen, werkt zacht gezegd niet aan zijn kansen op de arbeidsmarkt. Simpel gezegd: Jongeren die de mist ingaan, behoren gecorrigeerd te worden, zonder direct gebrandmerkt te worden met een strafrechtverleden.

Velen van u hebben dagelijks te maken met van die jongens en meiden die net iets te vaak niet weten wanneer ze moeten stoppen.
U weet dus al dat we niet verder komen met alleen maar roepen om een harde aanpak. Met alles wat we doen willen we bereiken dat die jongeren er wat van opsteken. Opvoeden is en blijft het belangrijkste doel van het jeugdstrafrecht. Maar dan moet het wel werken. Resultaten moeten meetbaar zijn. In heel de jeugdzorg is de deur opengezet voor wetenschappers en onderzoekers die behandelmethoden ontwikkelen en tegen het licht houden.

HALT heeft gemerkt dat dit geen gemakkelijk of vrijblijvend proces is.
Ik noem het onderzoek van onderzoeksgroep BEKE, dat vorig jaar liet zien dat de recidive na een HALT-straf niet lager is dan na alleen arrestatie door de politie en een ouder-kind gesprek bij HALT. Best een pijnlijk resultaat. Het tekent de professionaliteit van HALT dat de uitkomsten doortastend zijn opgepakt.

Datzelfde rapport bood gelukkig ook bruikbare aanwijzingen.
Wie zijn slachtoffer excuses aanbood, bleek minder in herhaling te vallen. Jongeren die zich schaamden voor hun delict en de gevolgen ervan tot zich lieten doordringen, bleven ook vaker op het rechte pad. HALT bleek bovendien beter te werken bij first-offenders die thuis en op school weinig problemen hebben en niet van kindsaf al riskant gedrag vertonen.

Op basis van deze bevindingen worden nu nieuwe HALT-straffen ontwikkeld. De werkzame elementen - excuses maken, schade herstellen, de ouders erbij betrekken - krijgen daarin meer nadruk. Bovendien worden straffen meer afgestemd op de jongere.

Dat brengt mij op de kern van mijn beleid. Namelijk de noodzaak om de hulp aan kinderen, jongeren en hun ouders beter te coördineren. Hulp voor jongeren die problemen hebben.
Maar ook, en daar hebben we het vandaag over, de aanpak van jongeren die problemen geven. Te veel jeugd valt nog tussen wal en schip.
Het kabinetsbeleid is erop gericht om problemen van kinderen en jongeren eerder te signaleren en de samenwerking tussen instanties te verbeteren.

Daarin ligt een belangrijk motief voor de komst van het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin op te richten. Daarom bouwen de gemeenten nu aan de Centra voor Jeugd en Gezin, die zich nadrukkelijk richten op kinderen, jongeren en hun ouders of verzorgers. Die CJG's zullen in 2011, aan het einde van deze kabinetsperiode, in vrijwel elke gemeente een feit zijn. HALT moet inspelen op de bundeling van expertise in deze centra.

Hoe precies, zal verschillen per gemeente. Gemeenten zijn immers verantwoordelijk voor de inrichting hun Centra voor Jeugd en Gezin op een manier die aansluit bij de lokale behoeften. In elk geval moeten ouders en kinderen voor een aantal vaste onderdelen bij het CJG terecht kunnen. Ik noem er enkele.

  • Ten eerste de jeugdgezondheidszorg, dus de consultatiebureaus en schoolartsen.

  • Ten tweede de vijf functies van het preventief jeugdbeleid vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO): informatie en advies, signalering, toeleiding naar hulp en uitvoering van lichte vormen ervan, zoals gezinscoaching en opvoedingsondersteuning, en de coördinatie van de zorg.

  • Het Bureau Jeugdzorg moet betrokken zijn bij het CJG en moet er een link zijn met de Zorg- en Adviesteams van het onderwijs.

Het staat gemeenten vrij om dit basismodel aan te vullen. Bijvoorbeeld met verloskundige hulp, maar ook met politie en justitie, leerplichtambtenaren en straathoekwerkers, om maar een paar spelers te noemen die voor HALT relevant zijn. Tilburg koppelt bijvoorbeeld het Veiligheidshuis aan het CJG. Of deze aanpak brede navolging krijgt, moet nog blijken, maar ik zal de mogelijkheden die hier liggen voor wat betreft een verbinding met HALT graag actief onder de aandacht van de gemeenten brengen.

Één taak van HALT is in elk geval erg belangrijk: het signaleren van problemen in het opgroeien en opvoeden van jongeren. En het doorgeven daarvan in de Verwijsindex risicojongeren, die ik op dit moment laat ontwikkelen.
Jaarlijks ziet HALT al snel 25.000 jongeren. Daarmee is het een belangrijke vindplaats voor probleemkinderen. Als HALT deze problemen signaleert en in de Verwijsindex plaatst, krijgt iedereen die met een kind bezig is, een completer beeld.

Het CJG kent hetzelfde kind waarschijnlijk ook. Bijvoorbeeld omdat het spijbelt. Of omdat de lastige gezinssituatie al bekend is. Als die signalen bekend zijn, moeten alle hulpverleners hun krachten bundelen in één aanpak. Dan is immers de kans een stuk groter dat passende hulp wordt geboden. Dat ouders meer steun krijgen bij de opvoeding, en dat het kind tegelijk gerichte hulp krijgt om verdere ontsporing te voorkomen.
Dat is precies de bedoeling van het model één kind/gezin, één plan, zonder ruimte voor vrijblijvendheid.

Wie die hulp vervolgens aanbiedt, is de volgende vraag. Dat kan een gezinscoach van het CJG zijn. Hoe dan ook: de hulp moet worden gecoördineerd. En daar komt de gemeente weer in beeld; die moet zorgen dat alle betrokken instellingen afspraken maken. Zodat altijd duidelijk is wie zich allemaal met zo'n jongere bezighouden en wie de hulp regisseert.

Graag wil ik nog iets zeggen over de rol van ouders.
Ouders doen ertoe. Een goed functionerend gezin biedt immers een stabiele basis aan opgroeiende kinderen. En het levert een positieve bijdrage aan de samenleving, de school en de buurt. Het project Ouders van Tegendraadse Jeugd onderzoekt methoden om ouders te ondersteunen bij het opvoeden van jongeren die dreigen te ontsporen. Dit project wordt onder meer in Dordrecht ingevoerd. Vandaag zult u er meer over horen.

Ik vind het positief dat u dit soort methoden ontwikkelt. Het project legt de verantwoordelijkheid voor de opvoeding waar die hoort, bij de ouders. Tegelijk biedt het hen ondersteuning die is afgestemd op het gezin, en die zo zwaar is als nodig is. Maatwerk dus. Ook positief is de wetenschappelijke begeleiding: er wordt daadwerkelijk onderzocht of dit project ook het resultaat heeft dat wij ervan verwachten.

Tijdens de eerste honderd dagen heb ik mijn ogen goed de kost gegeven in de jeugdzorg. Vaak was ik onder de indruk van het enthousiasme en de gedrevenheid bij de mensen.
Ik hoop en verwacht dat dat enthousiasme de komende jaren verder zal groeien. Betere samenwerking, uitwisselen van kennis, ze moeten ervoor zorgen dat u de jeugd nog beter kunt helpen.

Nog steeds is het goed dat HALT er is voor jongeren die een keer over de schreef gaan. Jongeren verkennen en verleggen hun grenzen. Vaak juichen wij dat toe. Bijvoorbeeld als ze op die manier verder komen op school, in hun sport of de muziek, en als mens op weg naar volwassenheid. Als ze ons verbazen met hun creativiteit en vindingrijkheid. Verreweg de meesten komen zo zonder grote problemen door hun tienerjaren.
Maar zodra het verkennen en verleggen van grenzen ten koste gaat van anderen, moeten we reageren. Dat zijn we verplicht. Aan de maatschappij, maar vooral aan de jongeren.