Minister Ter Horst neemt advies over democratische vorming in ontvangst

Vrijdag 5 oktober 2007 heeft Minister Ter Horst in perscentrum Nieuwspoort het advies “Vormen van democratie” van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) in ontvangst genomen. In haar reactie op het advies gaf zij steun aan het pleidooi van de RMO voor het belang van democratieopvoeding. "Het uitdragen van onze democratische waarden verdient permanent aandacht, zeker nu er in Nederland heel wat mensen leven die zijn opgegroeid in dictaturen, waar geweld, dwang en bedreigingen normaal zijn", aldus minister Ter Horst. De minister merkte op dat er in ons land ruime steun is voor democratie, maar dat er ook ontevredenheid over de politiek bestaat. Dit laatste keert zich niet tegen politieke partijen. Uit verschillende onderzoeken blijkt volgens de minister massale erkenning dat politieke partijen een essentiële rol hebben in een democratie.

Democratisch offensief
In reactie op het advies van de RMO stelde de minister drie versterkingslijnen voor. Zij sprak in dat verband van een democratisch offensief. Als eerste noemde zij een versterking van de representatieve democratie. Ten tweede noemde zij democratische vorming, vooral onder jongeren. Als derde benadrukte zij het belang van bevorderen van burgerparticipatie.

Versterking representatieve democratie
De minister ziet weinig heil in bestuurlijke vernieuwing. Dat is volgens haar teveel symptoombestrijding en te weinig ‘onder de motorkap kijken’. Jarenlange discussie daarover heeft immers weinig opgeleverd. Bovendien heeft het geleid tot veronachtzaming van de basis: de partijen zelf. De minister ziet dan ook meer in het versterken van de rol van parlement, gemeenteraden, provinciale staten en de politieke partijen. Er is ook potentieel veel belangstelling voor politiek en politieke partijen, maar de stap naar actief lidmaatschap is voor velen nog te groot. Partijen hebben volgens de minister vooral zelf een belangrijke rol. Ledenraadplegingen kunnen het lidmaatschap bijvoorbeeld aantrekkelijker maken, maar ook het intensiever gebruik van internet. De minister wil hierover een gesprek op gang brengen met politieke partijen. Als voorbeeld van wat haar doelstelling kan ondersteunen noemde de minister de ontwikkeling van een Partijenwijzer op internet. Hiermee kunnen jongeren zien welke partij bij hen hoort. Het Instituut voor Publiek en Politiek is hier op verzoek van de minister al mee bezig.

Democratische kennis en vorming
De minister onderstreepte het belang van het opdoen van kennis en het aanleren van vaardigheden voor participatie. De minister wil investeren in kennis en kunde van jongeren. Scholen kunnen daar een belangrijke bijdrage aan leveren. De minister noemde de lessen in democratie en burgerzin op de openbare basisschool Overvecht in Utrecht als aansprekend voorbeeld.
De minister refereerde aan de activiteiten van het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP), o.a. bekend van de StemWijzer. Het IPP doet volgens de minister veel met gemeenten en vrijwilligers, en richt zich vooral op het onderwijs. Daarnaast wil zij meer doen. Samen met de gemeente Den Haag wil zij onderzoeken we of er rond het Binnenhof meer kan worden aangeboden aan scholieren. Misschien kan er een Huis voor de Democratie worden opgericht om jongeren nog meer bij de politiek en democratische principes te betrekken. Dat leek de minister een interessante gedachte. Verder wil zij de komende jaren de dialoog over grondrechten, burgerschap en de Grondwet stimuleren.

Actief democratisch burgerschap
De minister refereerde aan de inzet van het kabinet, die gericht is op versterking van actief burgerschap. Als concrete punten noemde zij het ontwikkelen van een Handvest Burgerschap, het stimuleren van experimenten met burgerparticipatie via internet en het openstellen van de overheid voor signalen en goede ideeën vanuit de samenleving, waarbij burgers een belangrijke rol kunnen vinden. Deze dialoog tussen overheid en samenleving bevorderen, maakt deel uit van het democratisch offensief.