Opening Zijlstra Center

Minister-president Balkenende heeft een toespraak gehouden bij de opening van het 'Zijlstra Center for Public Control and Governance' aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Het centrum heeft tot doel om door middel van onderwijs en onderzoek bij te dragen aan het debat over de verbetering van de bedrijfsvoering van de overheid en de non-profitsectoren.

Tekst van de toespraak van de minister-president:

Dames en heren,

Op 8 en 9 september 1952 vond in Luxemburg de eerste ministersconferentie van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal plaats. Nederland werd onder meer vertegenwoordigd door zijn 34-jarige minister van Economische Zaken, Jelle Zijlstra, Op een gegeven moment sprak de gastheer, de Duitse bondskanselier Konrad Adenauer, Zijlstra aan. Deze schrijft daar later in zijn biografie Per slot van rekening over:

"Wij gingen op zo'n ouderwets krakende negentiende-eeuwse sofa zitten en hij zei: "U moet mij iets beloven. U bent jong en ik ben oud. Voor Europa is het vandaag springvloed, maar dat blijft niet zo. Later, als ik er niet meer ben, komen de tegenslagen. Dan wordt het voor Europa eb en komt het erop aan vol te houden. U moet mij beloven standvastig te zijn en Europa trouw te blijven."[1]

Een prachtige opdracht van Konrad Adenauer aan Jelle Zijlstra in de beginjaren van de Europese samenwerking. Een prachtige opdracht ook aan ons vandaag - op de dag dat we in de Unie een nieuw Europees Parlement kiezen.

Europa is het waard om trouw te zijn en trouw te blijven.

Europa brengt ons veiligheid en stabiliteit.
Europa levert ons banen en economische groei op.
En alleen in Europa kunnen we een vuist maken tegen klimaatverandering en internationaal terrorisme.

Zijlstra heeft zich altijd achter het Europese ideaal geschaard. Ik heb altijd diepe bewondering voor hem gehad. Hij was een groot econoom, een scherp analyticus en een warm mens.

Ik bewaar bijzonder prettige herinneringen aan de tijd dat we - eind jaren '80, begin jaren '90 - samenwerkten in een aantal commissies van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Hij als voorzitter en ik als secretaris. Het was inspirerend om te zien hoe Zijlstra theorie haarfijn wist te verbinden aan de actuele politieke praktijk. Door eerst goed na te denken en dan pas iets te zeggen steeg hij uit boven de waan van de dag.

U begrijpt dat ik het niet na kon laten een van de rapporten uit die tijd er weer eens bij te pakken. De volgende passage uit het rapport 'Economische groei' uit 1989 wil ik u niet onthouden: "Economische groei is noodzakelijk en ook mogelijk, maar moet wel ethisch genormeerd zijn. Nog anders samengevat: meer werk in een schoner milieu en een rechtvaardiger samenleving."[2]

Deze woorden hebben na twintig jaar nog niets aan kracht ingeboet. Markteconomie, marktwerking en economische groei zijn nodig voor maatschappelijke en sociale vooruitgang, maar zij moeten wel verankerd zijn in een morele context en het streven naar meer rechtvaardigheid.

Er zijn mensen die vinden dat de consequentie van de huidige economische crisis moet zijn dat marktwerking bij het grof vuil wordt gezet en de overheid de regie gaat voeren. Met hen verschil ik fundamenteel van mening. De overheid is er niet voor zichzelf, maar voor de samenleving. De samenleving kan niet zonder de overheid. De overheid maakt niet, maar maakt mogelijk.

De markt is niet anders dan vraag en aanbod in de samenleving. Hij heeft - ook al is hij feilbaar - ruimte nodig. Een samenleving is uiteindelijk het meest gediend met een vitale markteconomie. Zijlstra wist het in zijn biografie - ik kan herlezing daarvan iedereen aanbevelen - mooi te formuleren: "Sociale vruchten kunnen slechts worden geplukt van economische bomen die gezond, sterk en duurzaam zijn".[3]

Vanzelfsprekend moeten evidente weeffouten in een systeem - zoals bij de financiële markten - worden hersteld. Dan hebben we het over de wijziging van de structuur. Maar niet minder belangrijk, zo niet belangrijker, is de herijking van de cultuur.

In mijn ogen zijn de problemen die we momenteel tegenkomen in de economie, maar ook in de burgersamenleving en bij de overheid onder meer veroorzaakt door het verwateren van de individuele verantwoordelijkheid van mensen. Morele inbedding ontstaat via mensen. Dus als mensen in de markt, in de samenleving, bij de overheid hun eigen verantwoordelijkheid niet meer inzetten of in kunnen zetten, dan loopt het systeem vast. Dan ontstaan excessen, verruwing en respectloosheid.

Daarom heb ik onlangs voor een Rijndeltamodel gepleit waarin verantwoordelijke mensen een centrale rol vervullen. Een model dat Nederland gereed maakt voor de uitdagingen van de 21e eeuw. Een model dat mensen hun stem weer teruggeeft - op de werkvloer, in de wijk, op de school en in het ziekenhuis.

Dames en heren,

Dit brengt mij als het ware vanzelf bij het werk- en onderzoeksterrein van het Zijlstra Center for Public Control and Governance dat vandaag officieel van start gaat. Het Center wil een bijdrage leveren aan het beter functioneren van de overheden, de zorg, het onderwijs en andere instellingen en sectoren. De lat wordt weer hoog gelegd hier op de VU en dat juich ik zeer toe.

Maatschappelijke instellingen staan momenteel in het middelpunt van de belangstelling. Voornamelijk vanwege - en ik zeg het met pijn in mijn hart - negatieve ontwikkelingen.

Een directeur van een woningcorporatie die zich laat rondrijden in een Maserati van de zaak.
Een directie van een zorginstelling die meer oog heeft voor de aankoop van vastgoed dan de zorg voor mensen met een beperking.

Ik deel het ongenoegen van velen hierover. Ook ik vraag me soms in gemoede af hoe dit allemaal mogelijk is. Zijlstra zei ooit: "Het gevaar is zo groot, dat men instellingen en verschijnselen van de eigen tijd - of van een voorbije tijd - eerst als 'gewoon', daarna als 'normaal' en ten slotte als 'norm' gaat zien."[4]

Gelukkig zien de meesten in ons land dat dit niet gewoon of normaal is. Gelukkig voelen de meeste mensen wel aan dat dit absoluut niet de norm is - laat staan dat het ooit de norm kan worden.

Maatschappelijke instellingen lijken hun kerntaak uit het oog te zijn verloren. Het maatschappelijke middenveld is uit balans. Bij het herstellen van het evenwicht kan in mijn ogen het Rijndeltamodel goede diensten bewijzen. Ik geef u daarom drie ijkpunten.

Overheid geeft vrijheid en vertrouwen

Om te beginnen is er in het Rijndeltamodel een belangrijke plaats ingeruimd voor Abraham Kuyper. Zijn leer van de soevereiniteit in eigen kring - waar hij voor het eerst over sprak tijdens de oprichting van deze universiteit in 1880 - blijft wat mij betreft ook in deze 21e eeuw het leidende beginsel. De maatschappelijke kringen verdienen volle ontplooiing.

Dáár zitten mensen die zich met hart en ziel inzetten voor het welzijn van een ander.
Dáár bruist het van de creatieve ideeën die goede diensten beter en beter maken.
Dáár werken professionals die problemen prima zélf kunnen oplossen.

Net zoals bij de markt, moet de staat zich ook bij het maatschappelijk middenveld terughoudend opstellen. Het is de taak van de overheid om - in de woorden van Kuyper - bloei mogelijk te maken en botsing te voorkomen. Vrijheid en vertrouwen geven, daar draait het om.

Ook nu de vrijheid verkeerd is ingevuld en het vertrouwen is beschaamd. Momenteel staan we op een cruciaal kruispunt. Door de schrijnende voorvallen in de verschillende maatschappelijke sectoren is de roep om regulering luid. Deze lokroep moeten we weerstaan. Wie nu terug wil keren naar de maakbaarheidsgedachte, heeft de lessen uit de vorige eeuw niet goed begrepen.

Volgens Amitai Etzioni is regulering nodig als secundair dwangmiddel waar de cultuur faalt, maar kan ze nooit de steunpilaar van goed gedrag zijn [5] en ik zeg hem dat vol overtuiging na.

Verantwoordelijkheid is leidend

Ik kom toe aan het tweede ijkpunt: in de Rijndelta wordt gevaren op een moreel kompas.

Moraliteit is terug bij maatschappelijke instellingen - zowel op de werkvloer als in de directiekamers. De persoonlijke verantwoordelijkheid van mensen staat centraal. De stem van mensen wordt gehoord. Dat daar een cultuurwijziging voor nodig is, bewijzen twee instellingen die ook nu al 'het goede' doen.

Zo heeft het St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg de intentie de liefste instelling van Nederland te zijn. Directeur Wim van der Meeren vond zijn ziekenhuis te kil en te technocratisch. Het personeel wordt nu getraind op het bieden van troost, compassie, aandacht en steun. Dat zo'n cultuurwijziging even wennen is, bleek wel toen Van der Meeren zijn plan presenteerde bij de Raad van Toezicht. De reactie was: je bedoelt meer klantgerichtheid? Waarop de directeur zei: "Nee, ik bedoel gewoon lief zijn."

Thuiszorgorganisatie Buurtzorg Nederland heeft ook begrepen dat het in deze tijd in de zorg om meer gaat dan technisch handelen. Buurtzorg staat voor een vernieuwende vorm van thuiszorg. Zelfsturende wijkteams bieden thuiszorg dichtbij mensen. Cliënten en medewerkers kennen elkaar persoonlijk, de lijnen zijn kort en de professionals hebben autonomie. Cliënten zijn zeer tevreden over de dienstverlening. En de verpleegkundigen en verzorgenden koesteren de verantwoordelijkheid die ze hebben. De instelling groeit als kool. Steeds meer teams melden zich bij Buurtzorg aan. Maar het mooie is: de overhead blijft hetzelfde - op het hoofdkantoor werken zes mensen.

Zowel het St. Elisabeth ziekenhuis als de mensen bij Buurtzorg beseffen waar hun kerntaak ligt. Bij goede zorg, bij menselijke maat. Zij voelen zich verantwoordelijk. Zij leveren kwalitatief hoge diensten. En zij zijn verankerd in de samenleving.

Dat is wat mij betreft het perspectief van het Rijndeltamodel. Daar passen leiders bij die betrokken zijn bij wat er op de werkvloer gebeurt. Ik verwijs hier graag naar een uitspraak van kapitein Marco Kroon, de man die vorige week uit handen van de Koningin de Militaire Willems-Orde ontving: "Iedere leider moet eerst leren dienen".

Dames en heren,

Transparantie is de norm

Naast een overheid die zijn plaats kent en de centrale rol voor de menselijke moraal is er nog een derde ijkpunt voor vitale maatschappelijke instellingen in het Rijndeltamodel, namelijk transparantie.

Om actief in te kunnen spelen op de maatschappelijke dynamiek, zijn maatschappelijke instellingen als scholen, ziekenhuizen en woningbouwcorporaties uiterst complexe organisaties geworden. De relatief eenvoudige rechtsvormen van vereniging en stichting zijn vaak opgetuigd met raden van toezicht, medezeggenschapsraden, cliëntenraden, gedragscodes. Instellingen die verbonden zijn met een besloten vennootschap die commerciële activiteiten ontplooit, zijn ook meer regel dan uitzondering. De verenigingen en stichtingen in het onderwijs, de zorg en de woonsector zijn als het ware uit hun jas van mogelijkheden gegroeid.

Dit komt het maatschappelijke belang waarvoor zij staan niet ten goede. En dat terwijl juist deze instellingen gezien de belangrijke maatschappelijke functie die zij vervullen, gebaat zijn bij herkenbaarheid en transparantie.

Om de herkenbaarheid en transparantie in deze sectoren te vergroten, kan het wetsvoorstel over de maatschappelijke onderneming zijn nut bewijzen. De nieuwe rechtsvorm van de maatschappelijke onderneming in het burgerlijk recht maakt goede governance belangrijker, verantwoordelijkheden duidelijker en geldstromen zichtbaarder. Bovendien kunnen knellende publiekrechtelijke sectorregels worden verminderd.

De maatschappelijke onderneming biedt garanties en zekerheden. Maar tegelijkertijd biedt zij ook ruimte. Ruimte voor het verbeteren van de kwaliteit, ruimte voor vernieuwing en ruimte voor ondernemerschap.

De wet op de maatschappelijke onderneming beoogt geen keurslijf te zijn, maar een kader. Een kader dat verder ingevuld moet worden door de stakeholders, door de mensen om wie het draait, door u kortom.

Dames en heren,

Ik ben ervan overtuigd dat het Zijlstra Center een betekenisvolle bijdrage kan leveren aan het invullen van dat kader en zo aan het herstellen van de balans op het maatschappelijk middenveld. Het Center voldoet zonder twijfel aan een maatschappelijke behoefte. Er bestaan immers nog onbeantwoorde vragen genoeg.

Om er maar eens drie te noemen: Hoe kunnen maatschappelijke ondernemingen hun toezichtstaak invullen? Wat is precies goede bedrijfsvoering? Waar kunnen zij de streep van betrokkenheid trekken?

Ik hoop dat de onderzoekers en medewerkers van het Zijlstra Center willen meewerken aan het invullen van het Rijndeltamodel. Het Rijndeltamodel is boven alles namelijk een samenwerkingsmodel. Samen geven we het kleur. Samen herstellen we de balans. Samen maken we de Rijndelta klaar voor de toekomst.

En als het ons op onze weg even tegenzit, laten we ons dan sterken aan de woorden van Jelle Zijlstra: "Heeft de geschiedenis ons niet geleerd dat dissonanten kunnen aansporen tot handelen en tevens dat een tot oplossing gebrachte dissonant een muzikaal hoogtepunt kan zijn?"[6]

Dank u wel.

[1] Zijlstra, J. (1992), Per slot van rekening, Amsterdam/Antwerpen, p. 56

[2] Commissie-Zijlstra (1989), Economische groei: een christen-democratische beschouwing, Den Haag, p. 99

[3] Zijlstra, J. (1992), Per slot van rekening, Amsterdam/Antwerpen, p. 272

[4] Zijlstra, J. (1951), Christelijke Economische Politiek, in: Zijlstra, J. (1956), Economische orde en economische politiek, Leiden, p. 105:

[5] Etzioni, A. (2009), Wie wordt gemotiveerd door straf?, NRC Handelsblad, 23 mei 2009

[6] Zijlstra, J. (1992), Per slot van rekening, Amsterdam/Antwerpen, p. 275