Toespraak bij het jaarlijkse VNO-NCW diner

Toespraak van minister-president mr.dr. Jan Peter Balkenende bij het jaarlijkse VNO-NCW diner, ING-gebouw Amsterdam, 5 november 2008

Wat kan er in een jaar veel gebeuren! Vorig jaar november stond de AEX op ongeveer 530 punten en leek de kredietcrisis nog iets dat alleen het slechte deel van de Amerikaanse hypotheekmarkt zou raken. De Nederlandse economie was licht aan het afkoelen, maar stond er over het geheel genomen goed voor. Niemand kon toen het enorme sneeuwbaleffect voorzien dat we sindsdien hebben meegemaakt. Een halvering van de beurskoersen, banken die dreigden om te vallen en overheidmaatregelen die zonder precedent zijn.

De overheid wil veel doen om de crisis te bestrijden. Héél veel. Niemand zal dat na de laatste weken ontkennen. Maar wat de overheid niet kan, is op de stoel van de ondernemer gaan zitten. De overheid kan wel smeerolie in de machine van de economie gooien. Maar de ondernemers leveren de paardenkrachten. Dat was zo, dat is zo en dat blijft zo.

Ik denk dat veel mensen de laatste maanden hebben beleefd als een achtbaanrit in het donker. Een enorm heftige ervaring, zonder dat je precies weet wanneer het stopt.

En dat weet niemand. Ook ik niet. Wat ik wel weet, is dat Nederlandse uitgangspositie goed is. We hebben een begrotingsoverschot. De werkloosheid is laag. We hebben goed werkend toezicht door De Nederlandse Bank. En we moet ook de afspraken van 7 oktober tussen de sociale partners niet onderschatten. Eensgezindheid over zaken als lastenverlichting, arbeidsparticipatie en loonontwikkeling dragen allemaal bij aan de kracht van de Nederlandse economie.

Tegelijkertijd is het onontkoombaar dat de crisis op de financiële markten een doorwerking heeft in de reële economie. Ook in Nederland. We hebben nu eenmaal een open, internationaal georiënteerde economie.

Hoe groot de effecten precies zullen zijn, is nog niet duidelijk. De komende weken en maanden zullen we daar de nodige cijfers over krijgen, onder andere van het CPB. Maar het ligt in de rede dat de groeiramingen ook in ons land omlaag gaan. Daarom moeten we realistisch zijn en ons voorbereiden op mindere economische tijden. Daar hebben we als kabinet vorige week al een en ander over gezegd.

De hamvraag is natuurlijk: hoe komen we hier zo goed mogelijk doorheen? Wat kunnen we doen om de negatieve effecten te beperken? Voor het antwoord op die vragen is het goed om nog eens vast te stellen wat er precies aan de hand is. In de kern draait alles om vertrouwen, of beter gezegd: het gebrek daaraan. Dat zien we op verschillende fronten.

• De crisis is begonnen met gebrek aan vertrouwen in het financiële systeem.
• Wat volgde, is gebrek aan vertrouwen tussen banken onderling.
• Wat we nu zien, is een afnemend consumenten- en producentenvertrouwen.
• En wat dreigt, is een gebrek aan vertrouwen tussen banken en bedrijven.

Vertrouwen is dus het kernbegrip. Wat de afgelopen periode ons leert, is dat een gecoördineerde internationale reactie het meest effectief is om vertrouwen te herstellen. In dat opzicht heeft Europa zich in de afgelopen weken van zijn beste kant laten zien. We hebben samen de kaders vastgesteld waarbinnen landen steun kunnen verlenen. Binnen die kaders heeft het kabinet forse maatregelen genomen. U kent ze: de ingreep bij Fortis, de kapitaalinjecties voor ING en Aegon en de garantstelling van 200 miljard, die intussen is goedgekeurd door de Europese Commissie.

Al deze maatregelen van overheden zijn erop gericht om het vertrouwen in de financiële sector te versterken en het geldverkeer tussen de banken weer op gang te brengen. De eerste signalen dat dit gebeurt, zijn er. De interbancaire rente daalt voorzichtig en de trend is naar beneden. Toch vertaalt zich dit nog onvoldoende in het onderlinge leenverkeer. De garantieregeling van de overheid kan daar bij helpen. Het wachten is nu op de eerste bank die er een beroep op doet. Als dat eerste schaap over de dam is, volgen er ongetwijfeld meer.

Ik hoef niet uit te leggen hoe belangrijk dat is, want het onderlinge vertrouwen binnen het financiële systeem is cruciaal voor de reële economie. Een van de grootste zorgpunten is dat door gebrek aan vertrouwen tussen de banken ook de geldstroom naar huishoudens en het bedrijfsleven opdroogt. Banken die elkaar geld lenen, doen dat immers normaal gesproken om het weer uit te lenen aan mensen zoals u: ondernemers die willen investeren en bouwen aan de toekomst. Dat is een van de belangrijkste maatschappelijke functies van de banken.

Mijn oproep aan de financiële sector is om die functie héél serieus te nemen. En ook om de verantwoordelijkheid te nemen die daar bij hoort. Ik zeg dat niet zomaar. Met alle overheidsgaranties die er nu liggen, is er geen enkele reden om op uw kapitaal te gaan zitten. Er is wel reden voor hernieuwd vertrouwen, om dat woord nog maar een keer te gebruiken.

U kent mij als een sober man in financiële zaken. Maar in deze situatie zeg ik: geld moet rollen. Tussen banken onderling én tussen banken en bedrijven. Natuurlijk moeten veel banken nu werken aan de balans tussen kaspositie en uitgeleend kapitaal. Maar daarna, en meteen daarna, telt het economische argument. De banken hebben daarmee een grote verantwoordelijkheid om te voorkomen dat de Nederlandse economie droogvalt, met alle gevolgen van dien voor de dynamiek in ondernemend Nederland en uiteindelijk ook voor de banken zelf.

Feit is dat overheden in binnen- en buitenland tot nog toe vooral bezig zijn geweest met het blussen van de brand op korte termijn. Dat is logisch en als het moet, zullen we dat opnieuw doen. Tegelijkertijd is het nodig dat we in internationaal verband snel verder vooruit gaan kijken om een herhaling van de huidige financiële crisis in de toekomst te voorkomen.

Ik heb zelf eerder deze week, samen met collega Bos, in enkele kranten uitgelegd wat daarvoor volgens ons nodig is in de sfeer van het toezicht op de banken. In het kort pleiten wij voor beter risicomanagement en versterking van het internationale toezicht. Daarvoor moeten we aan de slag met de vorming van een toezichthouder op EU-niveau en met de omvorming van het IMF. Het gaat om een nieuw evenwicht in het internationale financiële systeem. Op dat punt moeten we nu door durven pakken. Ook dat helpt het vertrouwen terug te brengen.

Net zo essentieel voor het vertrouwen is een koersvaste houding in het monetaire en budgettaire beleid. Dat geldt in Europees verband voor de doelstellingen uit het Stabiliteits- en Groeipact. En het geld in eigen land voor het trendmatige begrotingsbeleid. In beide concepten zitten mechanismen ingebouwd die corrigerend werken als het goed gaat, maar ook als het slecht gaat. Die mechanismen moeten juist nu hun waarde bewijzen.

Dat betekent voor de rijksbegroting concreet dat we vasthouden aan de afgesproken uitgavenkaders. In de huidige situatie is doorgaan met lastenverlichting en doorgaan met het investeringsprogramma het verstandigste dat we kunnen doen. Anders zouden we het paard achter de wagen spannen.

Natuurlijk houden we wel de vinger aan de pols. Zoals gebruikelijk, zullen we in het voorjaar alle elementen weer tegen elkaar afwegen. Het kabinet houdt daarbij elke optie open. Als de situatie daarom vraagt, is het binnen de bestaande begrotingskaders bijvoorbeeld mogelijk om geplande investeringen in infrastructuur, waterbeheer en duurzame energie naar voren te halen. Daarmee zouden we de structuur van de Nederlandse economie versterken en tegelijkertijd de bedrijvigheid stimuleren. Nogmaals, dit als een mogelijke optie voor later. Waar het om gaat, is dat het kabinet serieus en met een open houding naar alle mogelijkheden blijft kijken.

Een koersvaste houding betekent ook dat het kabinet voluit in blijft zetten op de concurrentiekracht van Nederland. Alles wat ik daar eerder dit jaar over heb gezegd, staat rechtovereind.
• Juist nu moeten we blijven investeren in scholing en innovatie.
• Juist nu moeten we de doorgeschoten besluitvormingsprocedures voor nieuwe infrastructuur aanpakken.
• En juist nu is het van belang om de administratieve lastendruk terug te dringen.
Daar gaan we dus mee door. Want zoals ik al zei: u levert de paardenkrachten aan de Nederlandse economie. Daar is het kabinet zich goed van bewust.

En daarmee kom ik bij de boodschap: stilstand is achteruitgang, dat weet u als ondernemers als geen ander. Waar we nu voor op moeten passen, is dat we in een sfeer van negativisme terechtkomen. Een sfeer waarin elke slechte economische voorspelling een selffulfilling prophecy wordt. Blijf ondernemen. Blijf investeren. Blijf innoveren.

De overheid heeft de afgelopen maanden en weken laten zien niet terug te deinzen voor onorthodoxe maatregelen. Op die houding mag u blijven rekenen. Tegelijkertijd rekenen wij op ondernemingsgeest om ervoor te zorgen dat Nederland de komende tijd sterk blijft staan in de woelige wereld waarin we momenteel leven. Hopelijk kunnen we dan volgend jaar vaststellen dat we het in deze periode van economische tegenwind goed gedaan hebben.