Kwart van ouderen, zieken en gehandicapten straks niet meer te verzorgen

Steeds meer ouderen en chronisch zieken, en steeds minder werkenden om de kosten daarvoor op te brengen en de vereiste zorg te leveren. Dat is het toekomstscenario geschetst door de Directeur Generaal Curatieve Zorg Leon van Halder in de toespraak die hij namens minister Klink uitsprak op het NVZ-congres in Nijkerk. "Als we nu niet ingrijpen, krijgen de jongeren van nu dat straks allemaal op hun bord. Dat mogen we hen niet aandoen."

Dames en heren,

We zijn hier om te praten over de toekomst van de zorg. Dat doen we natuurlijk voortdurend, maar vandaag doen we dat voor het eerst ook mét jongeren. Dat is een goed idee van de NVZ. We kunnen nog zoveel scenario’s bedenken over wat ons te wachten staat, jullie - de twintigers van nu – krijgen het straks allemaal op je bord. Wat wij nu laten liggen, zullen jullie straks moeten oplossen. Wat ons, wat jullie, te wachten staat is niet gering. Het aantal ouderen stijgt, en mensen leven gemiddeld ook langer. In 2025 is 22 procent van de Nederlanders ouder dan 65. Nu is dat nog vijftien procent.

Door die vergrijzing van de Nederlandse bevolking zal het aantal ziekten dat met ouderdom te maken heeft, sterk toenemen. Ik noem het maar even: hartfalen: een toename van 47 procent tot 2025. Dementie: een toename van 45 procent tot 2025. Beroertes: 37 procent meer tot 2025.

Ook onder mensen van middelbare leeftijd stijgt het aantal chronisch zieken. Vaak heeft dat te maken met leefstijl en met overgewicht. Zoals diabetes type 2. Een ziekte die ernstige complicaties kent, veel zorg vraagt en waar nu al bijna een miljoen Nederlanders aan lijden. Dat is dus bijna één op de zestien mensen.

Omdat mensen vaker meer aandoeningen tegelijkertijd hebben, wordt de zorgvraag ook ingewikkelder. En ontwikkelingen in de medische technologie stuwen de vraag nog verder omhoog. Als een hartklep via een gaatje in de huid kan worden ingebracht – zoals binnenkort al het geval is – wie kiest er dan nog voor een operatie?

Daar staat tegenover dat er straks steeds minder werkende volwassenen zullen zijn om de premies op te brengen waarmee die enorme zorgvraag moet worden betaald. Nu staan er nog vier werkenden tegenover elke 65-plusser. In 2040 zijn dat er nog maar twee. De solidariteit zal zwaar onder druk komen te staan. Willen de twintigers van nu straks de zorg voor al die ouderen nog betalen?

Het hoofd van het College Zorgverzekeringen, Dirk Hermans, gooide afgelopen weekeinde de knuppel in het hoenderhok door te opperen dat wie ongezond leeft, maar meer premie moet betalen. Bovenberg en Vierhout suggereerden ooit een extra accijns op ongezonde voeding in het verzekeringsfonds te storten. De premie wordt dan lager. Ikzelf zie veel bezwaren op dit pad, maar ik ben benieuwd hoe de jongeren van nu daar over denken.


Misschien nog wel prangender is de vraag wie straks al het werk in de zorg moeten gaan dóen. Op dit moment werken ongeveer 1,2 miljoen mensen in de zorg. Zij vormen samen 13 procent van de arbeidsmarkt. Als de ontwikkelingen zich onveranderd voortzetten, zullen er tot 2020 nog 480.000 werknemers bij moeten komen. En dat terwijl de beroepsbevolking nauwelijks zal groeien. Als gevolg hiervan ontvouwt zich een situatie die je een waar schrikbeeld zou kunnen noemen: en dat is dat we in 2025 bijna een half miljoen werknemers in de zorg te kort komen. Dat betekent: overbelast personeel, ziekteverzuim, steeds onaantrekkelijker werk, waar dan steeds meer salaris tegenover zal moeten staan. En de terugkeer van de beruchte wachtlijsten.

Een schrikbeeld. Maar je zou ook kunnen zeggen: een enorme uitdaging die we het hoofd moeten bieden. De cijfers zijn confronterend. Ze versterken bij mij het gevoel van urgentie: we moeten nú handelen. Doen we dat niet, dan is straks een kwart van de zieken, ouderen en gehandicapten feitelijk niet meer te verzorgen. Het gaat in dat scenario al gauw om honderdduizenden mensen. Zo ver mogen we het niet laten komen.

Verkleining van het basispakket of verhoging van het eigen risico, dat zijn naar mijn mening zeker niet de eerste middelen waarnaar we moeten grijpen. De zorgvraag, noch de kosten van de zorg nemen daardoor persé af, zij het dat drempels wellicht zullen werken bij een erg hoog ingezet eigen risico. Alleen als het echt niet anders kan, mag je, vind ik, zulke pijnlijke maatregelen treffen.

Eerst kunnen we nog een wereld winnen met kwaliteitsverbetering, met doelmatiger werken, en met het ontwikkelen van tijd en geldbesparende innovaties. Saving lives and costs, zoals de Amerikaanse president het zegt. We mogen dat niet voor ons uitschuiven. We zijn het aan de jongeren van nu verplicht om die slag te slaan.

Daar zijn we dan ook volop mee bezig. Dat is precies de reden waarom we het zorgstelsel herijken. De zorgsector moet zo worden ingericht dat de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid niet in gevaar komen door de ontwikkelingen die ik heb geschetst. Het betalen voor prestaties in termen van kwaliteit en samenhang van de zorg in plaats van ongedifferentieerd budgetten beschikbaar stellen op basis van verrichtingen, is een stap in de goede richting. Hoewel we er nog lang niet zijn.

Zorgverzekeraars en aanbieders onderhandelen over een steeds groter deel van de ziekenhuiszorg. Kwaliteitsverschillen worden zichtbaarder. De aanbieder van de zorg staat niet meer centraal, maar de patiënt.

Voor chronisch zieken werken we daarom aan integrale bekostiging en integrale zorg. Voor velen van u al bekende begrippen, voor jongeren misschien nog abacadabra. Het zijn ingrepen die zowel de kwaliteit als de doelmatigheid van de zorg verbeteren. Ergernis, wachttijden en steeds opnieuw je verhaal moeten vertellen, dat behoort dan tot het verleden, zeker als straks het EPD er is. Voor een chronisch zieke, die langdurig een beroep moet doen op verschillende zorgverleners, betekent dit bijvoorbeeld dat er een zorgplan wordt opgesteld dat helemaal op zijn of haar situatie is ingericht en dat zich zo dicht mogelijk bij huis afspeelt. Men krijgt één aanspreekpersoon en alle zorgaanbieders werken samen om het zorgplan uit te voeren. De verzekeraars kopen zo’n zorgplan integraal in. De zorg verbetert daardoor en het aantal complicaties neemt af. Dus ook minder druk op ziekenhuizen.
Over twintig jaar is dit, hoop ik, al lang een vanzelfsprekende manier van werken.

Ook innovatie en ICT in de zorg zijn keihard nodig om met minder mensen het werk te kunnen blijven doen. Daarbij denk ik niet alleen aan het invoeren van het Elektronisch Patiënten Dossier, wat er, mag ik hopen, over 20 jaar toch zeker wel zal zijn. E-health – het behandelen van mensen via internet – neemt eveneens een deel van de druk op de zorg weg. Voor de jongeren van nu zal dat veel vanzelfsprekender zijn dan voor mijn generatie.

En ik hoop op een verdergaande ontwikkeling van de zogeheten domotica: technische hulpmiddelen die het mogelijk maken dat zieken en gehandicapten zich ook thuis goed kunnen redden.

In het licht van wat ons te wachten staat, zal ook preventie steeds belangrijker worden. Dat is onvermijdelijk. Aandoeningen als COPD, diabetes en hartfalen zijn voor een groot deel te voorkomen als mensen gezonder leven. Ook daar valt nog een grote slag te maken. Tegelijkertijd stelt dit ons voor een dilemma: in hoeverre mogen we van mensen vragen hun leefstijl aan te passen? Een betuttelende overheid die wil bepalen wat we eten en drinken en hoe vaak we bewegen is óók een schrikbeeld. Dat zou uiteindelijk zelfs kunnen leiden tot een gezondheidsdictatuur, zoals beschreven in het boek Corpus Delicti van Juli Zeh.

Zij schetst een huiveringwekkend toekomstbeeld van een land waar mensen verplicht zijn te leven volgens een door de staat bedachte Methode, die de kans op ziekten zo veel mogelijk vermindert. Daar moeten we ver vandaan blijven.

Maar met alleen het geven van informatie komen we er evenmin. Mensen zijn nu eenmaal geen volstrekt rationele wezens die vanzelf kiezen wat het beste voor hen is. En voor een 15 of 20 jarige is het idee dat je ooit op je 60e of 70e een aandoening krijgt, niet direct een reden om de cheeseburger te laten liggen. Onze invloed om menselijke keuzes te beïnvloeden is beperkt, veel beperkter dan we met onze postbus-51 spots vaak denken. Ook dit soort dilemma’s liggen straks op het bord van de twintigers van nu. Hoopvol vind ik dat jongeren zelf nadenken over hoe zij hun rol zien in de zorg van morgen. Het beeld dat van jongeren wordt geschetst, zoals onlangs door het onderzoeksbureau Motivaction, is vaak bedroevend. Zij zouden uitsluitend voor zichzelf leven.
Maar spreek je met jongeren, dan word je nogal eens aangenaam verrast. Dat je zelf voor je ouders zou moeten zorgen als die hulpbehoevend zijn, is voor velen van ons ondenkbaar geworden. Mantelzorg is vooral een probleem, ook jongeren kunnen dat soms zo ervaren. Maar Sabah, een jonge Marokkaans-Nederlandse vrouw uit Rotterdam die ik hier laatst over sprak, zei schouderophalend: ,,Natuurlijk ga ik voor mijn ouders zorgen. Wij doen dat allemaal. We noemen het alleen geen mantelzorg. Het is gewoon iets vanzelfsprekends.’’
Die mentaliteit, óók volop aanwezig in onze samenleving, zou je maar zo over het hoofd zien.

Ook verwacht ik dat jonge volwassenen ons nog versteld zullen doen staan van de creativiteit waarmee zij hun weg vinden in de zorg. Ik denk daarbij aan het verhaal van Maarten. In juni 2008 werd bij hem een tumor tussen de longen ontdekt. Via twitter en via zijn weblog deelde hij niet alleen zijn ervaringen met vrienden en lotgenoten. Hij voerde samen met zijn oncoloog ook de regie over zijn behandeling, en schroomde niet via zijn weblog specialisten uit heel de wereld te raadplegen, onder wie de oncoloog van Lance Armstrong. Het was dank zij diens advies dat Maarten vier overbodige chemokuren bespaard bleven. En gelukkig mag hij zich nu ex-patiënt noemen. Kritische patiënten die zich weren tegen overbehandeling, dat is van groot belang.

Maarten is intussen een dertiger, maar staat voor mij symbool voor de generatie twitterende twintigers die via Hyves en Facebook constant in contact zijn met elkaar en de wereld. Dat blijkt ook in tijden van ziekte van grote waarde. Laten we dus vooral in gesprek blijven met de jongeren van nu, die we straks keihard nodig hebben.

Dit congres is een prima begin om dat gesprek te openen. Ik wens u allen een vruchtbare dialoog toe.