Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Niet in Nederland verzekerd en premieplichtig voor volksverzekeringen

De staatssecretaris licht toe waarom hij afziet van cassatie tegen de uitspraak waarin het hof besliste dat geen sprake was van verzekerd zijn en premieplicht in Nederland.

B is dga van een aantal vennootschappen, woonachtig in België en in 1997 en 1998 buitenlands belastingplichtig. De vennootschappen zijn gevestigd in België, Duitsland, Verenigd Koninkrijk (VK) en Nederland en houden zich bezig met bouwactiviteiten. Vast staat dat B in het VK tenminste 25 dagen per jaar werkzaamheden verricht en in Duitsland tenminste 15 dagen per jaar. Ook in Nederland verricht B werkzaamheden, deze kwalificeren als werkzaamheden in loondienst.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat, hoewel er geen verklaring daaromtrent is afgegeven door een bevoegd orgaan in het VK, de werkzaamheden van B kwalificeren als loondienst; bedoelde verklaring is geen constitutief vereiste. Het hof refereert vervolgens aan het arrest De Jaeck (HvJ EG 30 januari 1997, zaak C-340/94) (BNB 1997/308c*) en concludeert dat de werkzaamheden in Nederland en in het VK tot toepassing van art. 14, lid 2, letter b (i) in samenhang met art. 14quater, letter b eerste gedachtestreepje Vo. 1408/71 leiden. En dus tot premieplicht in België. B's hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank is dus gegrond.
De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting.

Toelichting staatssecretaris van 24 september 2008, nr. DGB 2008-5027 en 5029, n.a.v. uitspraken Hof Den Bosch van 14 augustus 2008, 2007/00309, 1997 en 1998, Vo1408/71 13, 14, 14bis en 14quater